Dakkapellen – les lucarnes
Het is zo verleidelijk: je hebt een enorme zolder, de vroegere hooizolder, waar je prima woonruimtes van zou kunnen maken. Als er maar een beetje licht was. En ja, ook meer staruimte. Dus een of meerdere dakkapellen of dakramen plaatsen. Als men niet nadenkt, ontstaan er gedrochten waarvan Roger Fischer in zijn boek L’art de restaurer une maison paysanne zegt: ‘Het karakter van het huis is weg, het gezichtsbepalende hoge dak is kapot gehakt – als deze mensen een extra verdieping willen hebben, hadden zij beter een groter huis kunnen kopen.’
Er zijn genoeg voorbeelden van huizen die door foute dakkapellen verminkt zijn (afb.1 en 2). Het ergste zijn twee types dakkapellen op hetzelfde dak, of dakkapellen en dakramen naast elkaar. Vele voorbeelden van hoe het mis kan gaan zijn hier te vinden (kijk onder: alles over dakkapellen soorten).
Afbeelding 1
Afbeelding 2
De in Nederland gebruikelijke geprefabriceerde dakkapellen ‘type schoenendoos’ zou men in Frankrijk niet moeten plaatsen, er bestaan zoveel Franse modellen van dakkapellen. Je moet alleen die kapellen kiezen die bij het huis passen. Dan is het huis niet verpest en kan het er zelfs zo uitzien alsof het steeds zo was. Dit hoofdstuk wil een zekere inzicht in de bestaande modellen dakkapellen en hints voor het plaatsen ervan geven.
1. De Franse rijkdom aan dakkapellen
Er bestaan in Frankrijk talrijke types van dakkapellen, meestal karakteristiek voor een streek, een type huis of een dakvorm. De meest simpele manier dakkapellen te typeren is om te kijken naar het aantal dakschilden die deze bedekken: un pan, deux pans, trois pans, zie afb. 3 – 5.
Afbeelding 3
Lucarne à un pan (lucarne rampante, chien couché)
Afbeelding 4
Lucarne à deux pans (jacobine, lucarne en batière, lucarne à chevalet)
Afbeelding 5
Lucarene à trois pans (capucine, lucarne à croupe)
In de praktijk worden ook andere aanduidingen gebruikt, die vaak regionaal verschillen, bijvoorbeeld: de dakkapel van afb.3, la lucarne à un pan, heet ook: lucarne rampante, chien couché, afb.4, la lucarne à deux pans, heet ook: jacobine, lucarne en batière, lucarne à chevalet en afb. 5, la lucarne à trios pans, heet ook: capucine, lucarne à croupe. De chien couché volgens afbeelding 3 wordt vaak ook chien assis genoemd, maar dat is strikt genomen niet correct.De echte chien assis is iets anders, die heeft een naar achteren aflopend dak, zie afbeelding 6.
Afbeelding 6
Chien assis
Afbeelding 7
Typische Franse dakkapellen
Een oeil-de-bœuf of een ander fantasievol model dakkapel, zoals onderaan afb. 7 weergegeven, zou men op een boerderij niet zo gauw aantreffen, maar wie bij niet eens zo oude burgerhuizen rondkijkt, kan ze vaak ontdekken, zie afb. 8, 9 en 10.
Afbeelding 8
Afbeelding 9
Afbeelding 10
Oeil de bœuf
Wie nu denkt dat dit alleen historische voorbeelden zijn heeft het mis. Ook bij nieuwbouwhuizen worden in Frankrijk vaak fraaie dakkapellen geplaatst, geheel in de stijl van de streek. Zie de voorbeelden in afb. 11 – 14.
Afbeelding 11
Afbeelding 12
Afbeelding 13
Afbeelding 14
2. Revue van Franse dakkapellen
Ik heb in de loop der jaren op mijn reizen vele voorbeelden van dakkapellen gezien en gefotografeerd. Ik beperk mij hier tot die uit Frankrijk, en dan vooral Midden- en Oost-Frankrijk. Ik ben in een Frans architectuurboek nog een heleboel andere dakkapellen tegengekomen, afb.7 geeft er een selectie van. Een karakteristiek type dakkapel, dat in Nederland haast niet voorkomt, zijn de dakkapellen die in één lijn met de gevel liggen en de goot onderbreken, als het ware over de goot heen gaan, les lucarnes-pignon, letterlijk de geveldakkapellen, afb. 11 en 15. Andere voorbeelden zijn op afb. 16 – 18 te zien. Als deze dakkapellen niet van ramen voorzien zijn, maar toegang geven tot de hooizolder, noemt men ze lucarnes de meunier of meunières, zie afb. 19 en afb. 15 rechts.
Afbeelding 16
Lucarnes pignon (rechts: meunière)
De dakkapellen op afb. 16 en 17 liggen precies boven de ramen of. deuren op de begane grond, hetgeen de gevel een rustige en evenwichtige uitstraling geeft. Hier is ook duidelijk te zien (afb. 20) dat ieder kort stuk goot tussen de dakkapellen een eigen afvoer nodig heeft; bij dit huis zijn de drie afvoeren in een valpijp tussen het eerste en tweede raam samengevoegd. Wat de eigenaar van het huis op afb. 21 met zijn dakgoot wil doen is nog niet duidelijk: onderbreken en afzonderlijke afvoeren plaatsen of zo laten, dwars voor de ramen?
Afbeelding 17
Afbeelding 18
Afbeelding 19
Ook bij het eenvoudige huis op afb. 22 is goed te zien dat de dakkapellen netjes boven de ramen van de volle verdiepingen staan en een beetje smaller zijn dan deze.
Zelfs heel eenvoudige dakkapellen à un pan kunnen er goed uitzien, afb. 23, 24 en 14, die van afb. 25 daarentegen vind ik minder geslaagd, veel te bunkerachtig met dit overstekende dak. Dakkapellen hebben overigens alleen bij uitzondering eigen dakgoten. Het regenwater van dakkapellen met normale afmetingen druppelt gewoon op het dak ernaast. Zelfs de herhaling van hetzelfde model dakkapel moet niet storend zijn, zie afb. 13.
Afbeelding 20
Afbeelding 21
Afbeelding 22
Wat wij niet zo gauw op ons vakantiehuis zullen zetten, maar wat o, zo Frans is, zijn de oeil-de-boeuf dakkapellen, die meestal met zink bekleed zijn, en de uit behouwen stenen opgebouwde en met ornamenten versierde dakkapellen, afb. 8 – 10. Les oeils-de-bœuf zijn vaak op Mansard-daken te zien, maar deze daken kunnen ook andere dakkapellen dragen, zie afb. 26. Jules Hardouin-Mansard heeft deze daken uitgevonden en in Parijs toegepast om ondanks de strikt vastgelegde goothoogte toch nog een bijna volwaardige extra verdieping toe te kunnen passen.
Soms gaat het ook in Frankrijk mis. Toen dit statige huis (afb. 27) tot chambre d’hôtes werd verbouwd, heeft men tussen de bestaande dakkapellen 1 en 5 en de middenrisaliet 3 de nieuwe dakkapellen 2 en 4 geplaatst. Niet heel erg, maar ook beslist niet bijzonder mooi.
En wat is er bij het statige huis van afb. 28 gebeurd? De dakkapellen, op zich beslist schattig, iets ingesneden en met een zinken drie-schilden-dak (afb. 29), vind ik toch in verhouding met het dak een beetje klein.
Afbeelding 23
Afbeelding 26
Afbeelding 27
Mansardedaken in Macon
Maar het kan nog erger. De huizen op afbeelding 30 en 31 zijn van de nieuwe (niet-Franse) eigenaren zonder enige smaak of gevoel voor proporties verbouwd. Dan wil ik het nog niet eens over het gedrocht op afb. 32 hebben. De grote dakkapel op zich is nog niet zo erg, maar de combinatie van dakkapel en dakramen, ik weet het niet, geef mij dan toch liever een klein onschuldig dakkapelletje, afb. 33.
Afbeelding 32
Afbeelding 33
3. De dakkapel moet bij het dak passen
Uit de gegeven voorbeelden is duidelijk dat het in acht nemen van een paar eenvoudige regels voldoende is om de ergste fouten te vermijden:3.1 Goed geplaatste dakkapellen herhalen de indeling van de daaronder liggende ramen/deuren.
3.2 Dakkapellen moeten dezelfde breedte hebben als de daaronder liggende ramen of een beetje smaller zijn.
3.3 Op één dakvlak alleen één type en grootte dakkapel. De afbeeldingen 16 – 18, 22 en vooral 34 illustreren wat ik bedoel. Ik wil niet zover gaan als de organisatie ‘Maisons Paysannes de France’ die op traditionele boerenhuizen het liefst helemaal geen dakkapellen wil zien; volgens hen moet een gigantisch groot dak dat het uiterlijk van het huis beheerst in tijd en eeuwigheid zo blijven. Maar, denk ik dan, vroegere generaties hebben de huizen toch ook aan gewijzigde behoeftes aangepast. Ik meen alleen dat de dakkapel bij het huis moet passen, qua stijl en qua afmetingen. Het moet zo uitzien alsof het steeds zo was.Om te zien of een geplande dakkapel het ‘goed doet’ kan men het beste een tekening op schaal, een fotomontage of een computeranimatie maken. Die is overigens ook goed als illustratie bij de bouwaanvraag te gebruiken. Want, wees er zeker van, voor een dakkapel is steeds een permis de construire nodig, want het uiterlijk van het huis wordt veranderd.
En de dakramen dan, les chassis? Natuurlijk bestaan in Frankrijk ook de in het dakvlak liggende ramen, algemeen bekend onder de merknaam Velux, in afmetingen van 55×70 tot 130×160 cm. Ik zou erg voorzichtig zijn met het plaatsen ervan. Wie huizen met dakramen of de hier gegeven afbeeldingen bekijkt, weet genoeg. Niet dat ze van mij niet mogen, maar ik zou liever een dakkapel plaatsen. En dan nog: hoe sterker de dakhelling hoe charmanter en harmonieuzer dakkapellen staan. Op daken met tuiles canal met hun vlakke helling van typisch minder dan 30 graden zijn bijna nooit dakkapellen te vinden.
4. Een dakkapel plaatsen (foto’s G.Swaag).
4.1 Het bouwen en plaatsen van een dakkapel is het werk voor een vakman. Behalve het inachtnemen van de stilistische aanbevelingen onder 2 en 3.1 – 3.3 is het belangrijk te weten hoe de dakconstructie eruit ziet. De onderbouw volgens afb. 35 – 37 is overigens dezelfde, om welk type dakkapel het ook gaat, en zelfs voor dakramen. Aan weerskanten van de dakkapel moeten sporen liggen, afb. 35. Als die er niet zijn, moeten er uitwisselingen gemaakt worden en hulpsporen op de goede plaatsen worden ingezet, zie het schema in afb. 37. Nr. 1 zijn doorlopende sporen, spoor 2 is onderbroken en wordt vervangen door uitwisselingen 3 (des chevètres) en nieuwe hulpsporen 4. De nieuwe balken, die bij voorkeur dezelfde afmetingen als de aanwezige hebben, kunnen goed met gespijkerde houtverbinders bevestigd worden.
Afbeelding 35
(schets uit het boek van Gérard Calvat: La maison de A à Z)
Afbeelding 36
uitwisseling van sporen
Afbeelding 37
uitwisseling van sporen
1 = doorlopende sporen
2 = onderbroken spoor
3 = uitwisselingen (des chevètres)
4 = hulpsporen
Afbeelding 38
Afbeelding 39
Afbeelding 40
Afbeelding 41
Onderstaande drie stappen zijn van G. Swaag.
Dakkapellen die kant-en-klaar uit de fabriek komen, bestaan in Frankrijk niet; dat is ook onmogelijk wegens de grote variëteit van de Franse dakkapellen. Daarom wordt vanuit een plan gewerkt dat men op grond van de bestaande situatie en de gewenste vorm uittekent. Gaby Swaag heeft de volgende methode toegepast, onder meer omdat hij toen in zijn eentje werkte en het dak alleen zo kort mogelijk open wilde hebben, en op deze manier binnen één dag de kapel kon plaatsen en waterdicht afwerken: met steigermateriaal heeft hij de twee sporen nagebootst waar de dakkapel uiteindelijk op komt te staan, afb.38 – 40. Op deze hulpconstructie die dezelfde schuinte had als het dak, heeft hij eerst het raam geplaatst en dan de dakkapel eromheen opgebouwd. Dan heeft hij alles genummerd (gemerkt), gedemonteerd en op het dak weer opgebouwd, afb. 41.
Deze methode is bijna overal met voordeel toe te passen. In de afbeeldingen 42 – 44 zijn de principiële stappen in beeld gebracht. Natuurlijk kunnen ook andere vormen van dakkapellen volgens deze methode gebouwd worden, en de afwerking kan aan de stijl van het huis aangepast worden.
Afbeelding 42
Afbeelding 43
Afbeelding 44
4.2 Afwerking van de dakkapel. De afwerking van dit soort houten dakkapellen gebeurt meestal volgens de sandwich-methode: aan de buitenkant watervast multiplex, binnen multiplex of een ander plaatmateriaal op houtbasis, of gipsplaten, en daartussen isolatie van glas- of steenwol, bij voorkeur met halfstugge platen. De buitenbeplating kan geverfd, met zink bekleed of met leien afgewerkt worden, zie afb. 45. Maar iedere andere afwerking is ook mogelijk, zie bijv. afb. 46.
Afbeelding 45
Afbeelding 46
Afbeelding 47
Afbeelding 48
Voor het indekken van een dakkapel wordt meestal hetzelfde dakbedekkingsmateriaal als voor het dak zelf gebruikt. Omdat een dakkapel nu bijzonder veel aansluitingen en elkaar rakende elementen heeft, dient aan de afdichting hiervan bijzondere aandacht besteed te worden.
Tussen de dakvlakken van de dakkapel en het dak lopen kilgoten. Zie hiervoor de bij dakrenovaties gegeven adviezen. Bij de zijwanden wordt onder de afwerking een kilkeper geplaatst, en als er behalve geverfd multiplex geen afwerking is dient het keperprofiel onder deze plaat aangebracht te worden. De nok wordt afgesloten zoals bij dakrenovaties aangegeven.
Bij dakramen worden steeds de nodige afwerkprofielen meegeleverd, aangepast aan het type pannen of een geribbelde die door inkloppen aan alle modellen pannen aan te passen is.
afbeelding 49
5. Andere ideeën
Er bestaan nog veel meer types dakkapellen dan de hier getoonde: pigeonniers, gerbières, tabatières,lucarnes jumelées, les parisiennes.
Dan nog een idee voor nieuw te plaatsen dakkapellen: Het is ook mogelijk een dakkapel over meerdere sporen (chevrons) te laten lopen zonder deze te onderbreken, zie afb. 47. Dakramen kunnen naast elkaar, maar ook boven elkaar geplaatst worden, afb. 48. Er worden zelfs dakramen in rieten daken geplaatst, afb. 49. En er bestaan ook combinaties van dakramen en minibalkons.
Geraadpleegde bronnen:
Gérard Calvat: La maison de A à Z (Editions Alternatives, ISBN 2 86227 372 4)
Roger Fischer: L’Art de restaurer une maison paysanne (Librairie Hachette, 1966)
© Christian von Klösterlein