Vochtproblemen en hun bestrijding

Het is er vochtig’, is een van de meest gehoorde klachten van eigenaren van traditionele huizen, die als vakantieverblijf gebruikt worden, niet alleen in Frankrijk. Of, ‘ik voel mij niet lekker bij zoveel vocht in huis’. En niet te vergeten de langzame teloorgang van meubelen en textiel door vochtaanslag. Vaak wordt dan gezegd dat traditionele Franse huizen ‘gewoon vochtig’ zijn: ‘dat is nu eenmaal zo en daarmee moet je leren leven, punt uit.’ Maar vaak wordt er niet bij stilgestaan, dat goedbedoelde moderniseringen en een ander gebruik van het huis, de op zichzelf niet ernstige situatie verslechterd kunnen hebben. Kieren dichten en isoleren is goed, maar als hierdoor geen natuurlijke ventilatie meer plaatsvindt, worden aanwezige vochtproblemen verergerd of treden er nieuwe op. En uitbundig douchen deden de boeren in hun 19e eeuwse huizen ook niet.

Vochtbeheersing is van levensbelang voor het behoud en de leefbaarheid van je huis. Vocht op de verkeerde plaatsen is vijand nummer één van veel bouwmaterialen. Afgezien van duidelijke gebreken zoals aan dakgoten en hun valpijpen of aan waterleidingen en rioleringen, is het vaak een teveel aan water dat door de poreusheid van bouwmaterialen uit de grond wordt opgezogen. Maar veel vochtproblemen ontstaan tegenwoordig door de condensatie van ‘leefvocht’, dat niet weg kan. Al dit ongewenste vocht is schadelijk voor het huis en maakt het leven erin ongezond.
Omdat anderzijds een huis moet ademen bestaat vochtbestrijding niet uit het volledig waterondoorlatend maken van alles en nog wat in huis, maar in het beheersen van vocht en luchtuitwisseling op een acceptabel niveau. Ik weet, een huis ‘ademt’ niet zoals een mens, maar met deze uitdrukking wordt in de bouwwereld aangeduid dat er een uitwisseling van lucht en daarmee vocht plaatsvindt; misschien zou men beter van een zekere uitwaseming kunnen spreken.

Nagenoeg alle vochtproblemen treden aan de binnenkant van het huis op, maar de oorzaken ervan kunnen ook aan de buitenkant liggen. Heel wat producten en gespecialiseerde bedrijven beloven veel, pour en finir avec l’humidité. Maar een verkeerde keuze kan, als het tegenzit, ook problemen verergeren, of nieuwe oproepen. Voordat men met de behandeling begint, dient men dus een goede analyse van de problemen te maken en dan voor een integrale aanpak te kiezen. En niet beginnen met het opknappen van één kamer om alvast een beetje zicht te krijgen op het eindresultaat, de helemaal opgeknapte woning. Vóór renovatie van een vertrek in een huis zou ik eerst de bestaande vochtproblemen grondig aanpakken en niet in een vochtige ruimte werk doen dat later misschien weer door vocht vernield wordt.

Dit stuk wil inzicht in de diverse vochtproblemen geven, beschrijft diagnosemethodieken en draagt een aantal geselecteerde probleemoplossingen aan.

Kenmerken van te veel vocht
De voor iedereen waarneembare kenmerken van vocht in huis zijn:

  • loszittend behang dat makkelijk van de muur af te trekken is
  • afbladderende verf
  • donkere vlekken of kringen op muren
  • muffe geur, vooral in textiele bekleding en in kasten
  • schimmel, rot
  • roestaanslag op ijzeren voorwerpen
  • slap geworden karton.

En in een vochtig huis voelt men zich niet prettig. Kruip maar eens onder een dekbed dat klam van vocht is. Iedereen weet ook dat het moeilijker is om een vochtig huis te verwarmen dan een droog huis. Maar weinigen weten hoeveel extra warmte hiervoor nodig is: de warmtehoeveelheid die nodig is om 1 m³ lucht met 45% relatieve vochtgehalte met 1 graad op te warmen bedraagt 14 Watt, maar bij 90% is dit 19 Watt, dus 35% meer.

Maar waar komt het vocht in het huis vandaan, en hoe is het te bestrijden? Om dit goed te begrijpen is het noodzakelijk wat meer te weten over de voorkomende soorten vocht, analysemethoden en de mogelijkheden voor vochtmeting.

Soorten en oorzaken van vochtproblemen
Bouwkundigen onderscheiden vier of vijf soorten van vochtproblemen, en deze worden ook op de websites van veel klus- en bouwmarkten behandeld (zie bijvoorbeeld deze website)

  • Optrekkend vocht dat door poreuze bouwmaterialen uit de grond opgezogen wordt (trefwoorden: capillariteit, sponseffect) en bovengronds verdampt (les remontées capillaires). Omdat grondwater steeds zouten bevat, worden die na het verdampen van het water als kristallijne afscheidingen zichtbaar, juist op de hoogte tot waar het water is opgestegen; men spreekt dan vaak van salpetermuren.
  • Doorslaand of insijpelend vocht. In Frankrijk met de verzamelbegrippen infiltrations latérales et infiltrations pluviales aangeduid. Dit wordt veroorzaakt door beschadigde of niet aanwezige waterkerende lagen of poreuze buitenmuurafwerkingen. Bij ‘beschadigde waterkerende lagen’ moet men denken aan gebroken dakpannen, gescheurde tegels of beschadigde buitenpleister die op den duur tot vochtdoorslag leiden. Gewoon herstellen. Poreuze muurafwerkingen aan de buitenkant zijn eigenlijk een bouwtechnische fout. Anders geformuleerd: de buitenkant moet ondoorlatend voor waterdruppels maar doorlatend voor waterdamp zijn.
  • Condensvocht dat door onvoldoende ventilatie (luchten) en/of door foute isolatie ontstaat (la condensation). Overigens, condensatie op enkelglas ramen is bij koud weer bijna onontkoombaar.
  • Beschadigingen aan waterleidingen en rioleringen. Dit lijkt triviaal, maar hoeveel vochtproblemen ontstaan niet door lekke rioolputjes of ingeklapte rioolbuizen? Of door oude loden of ijzeren waterleidingen die juist in een muurdoorvoer poreus geworden zijn?
  • Het moeilijke bij het opsporen van de oorzaak van vochtschade, vooral vochtdoorslag en optrekkend vocht, is het probleem dat het vocht zich in bijna alle materialen naar alle kanten verspreidt en daarbij selectief de meest poreuze materialen volgt. De oorzaak van vocht ligt dus niet noodzakelijkerwijs op plaatsen waar het aan de binnenkant het meest waar te nemen is.

vocht1

Afbeelding 1
Optrekkend vocht

Achter het soort vochtprobleem komen
Optrekkend vocht, doorslaand vocht of condensvocht?
Als men met vochtige muren te maken heeft, wordt vaak meteen van ‘optrekkend vocht’ gesproken; ook condensvocht wordt snel verward met optrekkend of doorslaand vocht. De bezorgdheid van Nederlanders over optrekkend vocht is makkelijk te verklaren omdat dit eeuwenlang het probleem in drassige gebieden was. Maar als buitenmuren, betonnen vloeren of kelders vochtig worden, kan ook vochtdoorslag of condensatie de oorzaak zijn. Condens kan ook ontstaan onder ontoereikend geïsoleerde daken en de scheidingswanden tussen warme en koude vertrekken; in ongunstige situaties kan condens ook op of in bepaalde bouwelementen ontstaan.
De aard van de vochtbelasting is soms niet op het eerste gezicht met zekerheid vast te stellen. Maar er zijn enkele eenvoudige testmethodes.

Het condensplaatje, afbeeldingen 2 en 3
Men plakt een stuk waterdicht materiaal, bijvoorbeeld aluminium huishoudfolie, met schildersplakband op de te onderzoeken vochtige muur. Dit laat men drie of vier dagen zitten, en kijkt dan aan welke kant de folie vochtig is.
Als vochtfilm of waterdruppeltjes aan de kamerkant te zien zijn, gaat het om condensvocht; als dit aan de muurkant is, gaat het om optrekkend vocht of om vochtdoorslag, veroorzaakt door gebreken aan de muur. Het kan ook voorkomen dat beide kanten van de folie nat geworden zijn; dan heerst zowel condensatie als ook optrekkend vocht/vochtdoorslag, maar dit komt uiterst zelden voor.

Vocht 2

Afbeelding 2

Testfolie voor vochtonderzoek

Vocht 3

Afbeelding 3

Beoordelen van de testfolie

De boorgat-methode

Men dient een gat in de vochtige muur of de vochtplek te boren en het boorstof te beoordelen:

  • als het boorstof droger wordt naarmate de boor dieper in het materiaal komt is de oorzaak condensvocht, dus vocht van de binnenkant.
  • Bij optrekkend vocht is de muur door en door even vochtig.
  • Bij doorslaand vocht is het boorstof in de diepere lagen juist vochtiger, dit vocht komt immers van de buitenkant.

Men moet er wel op letten dat het boorstof niet door te snel boren warm en daardoor droog wordt. Het beste kan men de boor met het boorstof op een stuk vloeipapier leggen en de zich vormende vochtkringen bekijken. Professionele apparatuur voor het meten van vocht in diverse bouwmaterialen is bijvoorbeeld op deze website te vinden.

Vocht 4

Afbeelding 4
Beoordeling van boorstof

Andere soorten vochtproblemen

Behalve condensvocht, optrekkend en doorslaand vocht, bestaan er ook incidentele vochtproblemen, die door lekkende installaties veroorzaakt zijn. Enkele voorbeelden:

als geen enkele waterkraan druppelt en het rode sterretje in de watermeter toch draait, bestaat er ergens een waterlekkage. De eenvoudigste methode is de stopkranen van de waterverdeler dicht te draaien en dan een voor een weer te openen om vast te stellen in welke tak het lek ligt. Ik zoek dan langs alle leidingen van deze tak naar vochtige plekken. Dit is uitvoerig beschreven in hoofdstuk 13 van het artikel over water en riool op deze website. Als een waterleidingsysteem geen verdeler en stopkranen heeft is het natuurlijk moeilijker.

Ik heb het eens meegemaakt dat een leiding juist in een muurdoorvoer een lekkende soldeerverbinding had. Een andere onverklaarbare vochtplek op een plafond was door een daarboven liggende gescheurde pvc-rioolbuis veroorzaakt. De buis was onder spanning gemonteerd en op den duur naast een mof gebroken.

Het lijkt triviaal, maar ik zeg het nog eens duidelijk: lekkende dakgoten en valpijpen moeten beslist gerepareerd worden. Putjes waarin de valpijpen eindigen, kunnen ook lek zijn, vooral als deze sur place gemetseld zijn. En hebben deze putjes ook een degelijke afvoer? Betonnen leidingen kunnen gebarsten zijn als er met zware voertuigen overheen is gereden; dan kan lekwater bij de funderingen terecht komen.

Vochtmeting
Voor luchtvochtmeting bestaan hygrometers, die steeds het relatieve vochtgehalte aangeven. Voor de betekenis hiervan zie het kaderstuk Het dauwpunt (point de rosée). Een normaal luchtvochtgehalte in woonruimtes ligt tussen 40 en 60% relatief. Men zou verbaasd zijn hoe sterk de gemeten waarden schommelen, afhankelijk van het weer en het tijdstip van de dag. Bij regenachtig weer kan het vochtgehalte in huis ook kortstondig (enkele dagen) tot 80-90% oplopen. Vochtmeters voor huisgebruik, vaak in een miniweerstation met thermometer en barometer gecombineerd, zijn niet erg nauwkeurig maar geven een redelijke indicatie en laten vooral veranderingen van het relatieve vochtgehalte zien.

Het meten van het vochtgehalte in muren is alleen met professionele apparatuur mogelijk (indirecte meting door bepaling van de elektrische geleidbaarheid of de diëlektriciteitsconstante, of gewichtsverlies van bouwstof door drogen), zie bijvoorbeeld op deze website. Voor het bepalen van het vochtgehalte in bouwmaterialen, vooral hout, bestaan eenvoudige metertjes, voorzien van twee scherpe meetpennetjes, en voor een schappelijke prijs vaak ook in de bouwmarkt te koop. Die geven een redelijke indicatie, zij het geen TNO-nauwkeurigheid, maar als bricoleur ben je niet met wetenschappelijk onderzoek bezig.


Verhelpen van optrekkend vocht (remontées d’humidité)

De gebruikelijke methodes voor het verhelpen van vochtproblemen worden hieronder beschreven, voor ieder soort vocht separaat.

Als een muur op vochtige ondergrond staat zonder ertegen geïsoleerd te zijn, dan trekt het vocht in de muur op. Hoe veel vocht optrekt, hangt af van de porositeit van de steen. Het gedeelte van de muur dat met de buitenlucht in contact staat, geeft dit vocht weer af. Vanaf een bepaalde hoogte is de muur dan praktisch droog. De ligging van deze hoogte hangt af van het ondergrondse vochtaanbod, het soort steen, de muurafwerking en ook daarvan of de muur in de wind of in de luwte ligt.

Als er een kelder is, dan is het normaal dat het vocht in de muren tot halverwege de kelder opstijgt. Op niet al te natte grond biedt een beluchte kruipruimte van 50-80 cm meestal voldoende bescherming tegen optrekkend vocht. Bij een huis zonder kelder is de begane grond gewoon vochtig.

De aangestampte leemvloer van een schuur kan veel vocht kwijt. Maar als men in deze schuur een keuken aanlegt en die van een tegelvloer met cementvoegen voorziet, heeft men vaak ineens last van vochtige muren, want omdat er in de mooie nieuwe keuken geen vochtafvoer via de vloer kan plaatsvinden, moeten de muren meer vocht verwerken. De op een zandbed gelegde tomettes met niet afgesmeerde voegen zijn dan een betere oplossing.

Afbeelding 5 maakt duidelijk wat ik bedoel. Oorspronkelijk lag de vochtgrens op hoogte (1), alles erboven was droog. Drie jaar na het leggen van de tegelvloer met cementvoegen was deze grens op hoogte (2) gestegen.
Hoe is dit optrekkend vocht nu te bestrijden? Optrekkend vocht kan of door ingrijpen in het vochtaanbod (drainage) of door isolatie tegen het aardvocht worden bestreden.

Vocht 5 nieuw

Afbeelding 5
Vloer in vroegere schuur
1 oorspronkelijke vochtgrens
2 vochtgrens na betegelen

Droogleggen door drainage
Bij drainage gaat het erom het vochtaanbod vanuit de aarde te verminderen. Drainage van muren is een speciaal geval van algemene drainage, hierover is veel te vinden onder op de website van de organisatie Tiez-Breiz.

Het principe van de drainage is dat het overtollige water door geperforeerde buizen (of buizen met spleten) opgevangen en naar een lager gelegen punt afgevoerd wordt. Voorwaarde voor een werkende drainage is dus dat je deze buizen kunt plaatsen en dat er een lager gelegen lospunt is. Bij een hoger gelegen lospunt is een opvangbak met automatische opvoerpomp de enig mogelijke oplossing.

Voor de drainage maakt men gebruik van drainagebuizen met spleten (collecteurs perforées), zie afbeelding 6. Deze zijn vaak ook nog met kokosvezel (2) omwikkeld. De spleten (1) kunnen in diverse patronen aangebracht zijn (overlangs, dwars, diagonaal). Deze buizen worden met afschot in een grindbed in de grond gelegd; (3) is de optromping en (4) de stromingsrichting.

Vocht 6

Afbeelding 6
Drie modellen drainagebuizen
1 spleten
2 ommanteling van kokosvezel
3 optromping voor aansluiting van voorafgaande buis
4 stroomrichting

Het hoogste punt van de drainagebuizen moet iets lager liggen dan het laagste droog te leggen punt. Vandaaruit moet de buis met een constant afschot van 0,5-1% (dus 0,5-1 cm per strekkende meter) gelegd worden. De afstand tot de droog te leggen muur is ongeveer tweemaal de muurdikte, de hoogte wordt bepaald door de drainagehoek (afbeelding 7). Dit is de hoek waaronder het water naar de drainagebuizen stroomt; in het algemeen wordt 10° aangehouden, bij zand eerder 8° en bij leemhoudende bodem eerder 12°.

Omdat men in de praktijk met hellingspercentages of -verhoudingen beter kan werken dan met de genoemde hoeken, volgen hier de omrekeningen:

bodem hellingshoek hellingspercentage ca. hellingsverhouding ca.
zand 14% 1 : 7
gemengd 10° 16,5% 1 : 6
leemachtig 12° 20% 1 : 5

Of in woorden:

10° is ongeveer een afschot van 16,5% (16,5 cm per strekkende meter) of een helling van 1 op 6 (één meter op 6 strekkende meter).
Hoe dit principe bij een muur toegepast wordt is in de afbeeldingen 7, 8 en 9 te zien. D is de dikte van de muur; de pijlen duiden het toestromende water aan dat zonder drainage in muur en keldervloer op zou trekken. Als een huis op een helling ligt komt het water vooral van de bergkant zodat vaak met drainage alleen aan deze kant en een stuk van de zijmuren kan worden volstaan.

De greppel waarin de drainagebuis is gelegd, wordt opgevuld met steenbrokken en grind met aflopende korrelgrootte (begin beneden met 40/60, dan 30/40 en bovenop 10/20 of 5/15; dit zijn de korrelgroottes in millimeter van/tot), zie afbeelding 8. Dit wordt met 20-30 cm tuinaarde afgedekt. Bij een erg losse bodem is de toepassing van landbouwvilt (antiworteldoek, géotextile non tissé) een beproefde methode om het snelle dichtslibben van het grindpak te voorkomen, zie afbeelding 9.

Vocht 7

Afbeelding 7
Muurdrainage
De pijlen geven de toestroom van water aan.
De drainagebuis ligt 2 – 2,5 muurdiktes D voor de muur
De drainagehoek is hier 8-12°

Vocht 8 2

Afbeelding 8
Muurdrainage, de opvulling van de drainagegreppel
Eerst grof, dan fijn, bovenop tuinaarde

Vocht 9 2

Afbeelding 9
Muurdrainage, gebruik van landbouwvilt, géotextile

Hoe het lospunt eruit kan zien is in afbeelding 10 en 11 getekend:

Er is een met grof materiaal gevulde put (1) die door de ondoorlatende laag (2) gaat. Hierop is de niet geperforeerde hoofdafvoerbuis (3) aangesloten, en op deze via de put (5) de drainagebuizen (4). Als aan de voet van het terrein een waterloop met kademuur ligt, zoals bij de terreindrainage op afbeelding 11, dan is het lossen bijzonder eenvoudig.

Als het drainagestelsel geïnstalleerd is, neemt de initiële drooglegging van de aarde bij de muur zeker een jaar in beslag; het volledig drogen van de muren zelf kan nog langer duren – dus niet meteen roepen ‘het werkt niet’.

Drainagebuizen hebben een diameter van 80 of 100 mm en worden of in rollen van bijvoorbeeld 25 m of in lengtes van bijvoorbeeld 2,5 of 5 m geleverd, afbeelding 12 en 13. Het rollenmateriaal is moeilijker met constante afschot te leggen omdat het de neiging heeft steeds weer op te krullen. Om de drainagebuizen later schoon te kunnen maken, worden op strategische plaatsen inspectieputten (regards) geplaatst. Het planten van hortensia’s rond het huis helpt ook de funderingen en buitenmuren ervan droog te houden, omdat hortensia’s veel vocht opzuigen en verdampen. Afbeelding 14.

Vocht 10 2
Afbeelding 10
Lospunt van een drainage, ‘negatieve bron’.
1 put met losse steenvulling
2 waterondoorlatende laag
3 hoofdafvoerbuis
4 drainagebuizen
5 inspectieput, regard

Vocht 11

Afbeelding 11
Drainage die op het oppervlaktewater lost
3 – 4 zie afbeelding 7

Dit is weliswaar een dwarsdoorsnede van een terreindrainage met meerdere parallel liggende drainagebuizen (4), maar het gaat om het principe van lossen op het oppervlaktewater

Vocht 12

Vocht 13

Afbeelding 12 en 13
Drainagebuizen op de rol

Vocht 14

Afbeelding 14
Hortensia’s om vocht aan de muur te onttrekken

De praktijk van een muurdrainage is op de afbeeldingen 15 te zien: sleuven graven en putjes plaatsen, drainagebuizen leggen, buis en opvulling in géotextile inpakken, greppels opvullen, met tuinaarde egaliseren. Zie ook deze website.

Vocht 15.1

Afbeelding 15.1
Sleuven graven en putjes

Vocht 15.2

Afbeelding 15.2

Drainagebuizen leggen (regards) plaatsen

Vocht 15.3

Afbeelding 15.3
Buizen en grove vulling in geotextile inpakken

Vocht 15.4

Afbeelding 15.4

Opvullen met grind

Vocht 15.5

Afbeelding 15.5
Tuinaarde erop

Bij huizen die tegen een helling aan of op erg onregelmatige ondergrond staan is een waarschuwing op zijn plaats: in deze gevallen bestaat door het draineren kans op (ongelijkmatige) zetting van de ondergrond. Men kan dan de drainagebuis beter verder omhoog plaatsen dan in de afbeeldingen 7 – 9 aangegeven, zodat er niet tot onder het niveau van vloer en metselwerk water wordt onttrokken. Men legt dan de drainagebuizen b.v. met onderkant drain op de hoogte van onderkant vloer.


Isolatie tegen optrekkend vocht

Om het huis tegen aardvocht te isoleren kan de muur, voor zover die onder de grond ligt, van buiten geïsoleerd worden; de muur moet tot op de gewenste diepte vrijgelegd worden en kan dan een bitumineuze laag krijgen. Zo wordt vochtopname door de zijkanten van de muur tegengegaan, maar de voet van de muur en de keldervloer blijven nog steeds in contact met de vochtige grond. Overigens is dit afgraven van de grond rond de funderingen van een huis niet zonder problemen, want de muren kunnen door de aarddruk van de andere kant vervormd worden, doordat de tegendruk van buiten weggevallen is.

Een andere methode is in de muur zelf een waterkering aan te brengen. Hiervoor moet de muur als het ware horizontaal worden doorgezaagd en in de spleet moet een laag bitumineus materiaal of een loodslab komen. Dit kan vanzelfsprekend alleen beeje bij beetje gebeuren. Het doorzagen is bij een dikke muur uit natuursteen nagenoeg onmogelijk. Deze methode is meer geschikt voor bakstenen muren. Hadden de bouwers maar meteen deze waterkering aangebracht….

Maar er bestaan ook methodes om in bestaande muren zelf (ook natuurstenen muren) een vochtbarrière (barrière étanche) aan te brengen, quasi als vervanging van de lood- of bitumenslab die bij de bouw ‘vergeten’ was. Het principe is om een stuk muur door injecties of elektrochemische processen waterondoorlatend te maken. Men spreekt dan ook van étanchéité par injection. De geïnjecteerde of in de muur gediffundeerde stoffen blijken kiezelzuur of siliconen te zijn. Bij de elektrochemische processen worden de in het opstijgende water aanwezige mineralen tot kristallisatie gebracht. Het effect hiervan is bij natuurstenen muren minder goed te voorspellen dan bij beton- of baksteenmuren.

Bekende procedés/handelsmerken voor deze ‘chemische vochtbarrières’ zijn:
Hygrostop, Murtech, Rubson, Sanimurs en Technisec. Sommige van deze systemen zijn bij de betere bouwmarkten te koop, maar meestal is hun toepassing voorbehouden aan gespecialiseerde bedrijven. Meer informatie is te vinden op twee vergelijkbare websites. Of zoek met de trefwoorden technisec en murtech.

De genoemde mechanische en chemische waterkeringen zijn ingrijpende maatregelen waaraan behoorlijke kosten verbonden zijn. Vaak is het goed drainage en muurisolatie toe te passen.

Maatregelen bij vochtdoorslag (infiltration d’humidité, imprégnation par humidité)
Als een buitenmuur uit poreuze stenen opgetrokken is, niet waterwerend gepleisterd is of scheuren vertoont, dan kan er water indringen. Dit verspreidt zich bij een spouwmuur in de spouw of de spouwvulling en vandaaruit in de binnenmuur. Bij massieve muren dringt het langzaam tot aan de binnenkant van de muur door. Muren onder ver uitstekende daken hebben er minder last van. Ook de voornaamste windrichting speelt een rol. Bijzonder erg is het als ingedrongen water bevriest; dan is een snelle achteruitgang van de muur voorspelbaar.
Andere oorzaken van vochtdoorslag kunnen zijn:

  • kieren tussen kozijnen en buitenmuren
  • beschadigde of ontbrekende loodslabben boven en onder ramen en buitendeuren
  • beschadigde of ontbrekende lekdorpels van ramen en deuren
  • kapotte neggen (buitenvensterbanken)
  • niet goed afgesmeerde muurkronen (de bovenkant van de muur, onder het dak)

En men moet ook aan de eerder genoemde lekkende dakgoten en/of valpijpen en lekke afwateringsputjes (regards) tegen de gevel denken.

De oorzaken van vochtdoorslag moeten aan de buitenkant verholpen worden: kieren en scheuren afsmeren, desnoods met een elastisch voegmateriaal, muurkronen en dakgoten/valpijpen herstellen. Muren uit poreuze steen kunnen beter van buitenstuc voorzien worden. En ook zo’n pleisterlaag aan de buitenkant moet kunnen ademen. Daarom wordt voor het herstel van traditionele buitenmuren meestal gewerkt met kalkmortels, enduits à la chaux. Met cementmortels zou je de muur en vooral ook het vocht daarin ‘opsluiten’. Zo’n buitenpleisterlaag wordt in drie lagen opgebracht: een dunne laag – gobétis – om de eigenlijke dikkere pleisterlaag – le corps d’ enduit – beter te laten hechten, en afgewerkt met een dunne couche de finition. Een door langdurig vochtdoorslag nat geworden spouwvulling kan een probleem zijn omdat ook na verhelpen van de oorzaak nog jarenlang vocht wordt afgegeven.

Nog even twee praktijkgevallen die duidelijk maken dat fouten niet meteen evident zijn.
Over water dat bij een kozijn indringt:
Ik heb het meegemaakt dat tussen muur en het kozijn van een raam op de eerste verdieping water in de spouwmuur indrong en bij de intacte loodslab van het daaronder liggende raam op de begane grond er weer uit kwam. Lekkage dus op de eerste verdieping, vochtprobleem op de begane grond. Het water was dus blijkbaar aan de binnenkant van het buitenblad naar beneden gelopen.

Bij een regenwaterafvoerputje ben ik het volgende tegengekomen:
De muur achter een regenvalpijp was steeds vochtig, en in de kelder was ook vochtdoorslag. Bij demontage en controle van de valpijp konden geen mankementen worden geconstateerd. Maar wat bleek bij inspectie van de gemetselde put, waarin deze valpijp eindigde? De put, met 80×80 cm ruim bemeten, was gewoon tegen de buitenmuur van het huis gemetseld. Drie wanden gemetseld, de vierde was de buitenmuur van het huis. Logisch dat zo water in de buitenmuur komt. Ik heb de put gesloopt en vervangen door een geprefabriceerd betonnen exemplaar uit de bouwmarkt met een basis- en diverse opzetelementen. De muur was na drie jaar droog.

Condensvocht, de problematiek van warmte-isolatie en dampremming
Ieder levensproces produceert vocht. Dit vocht wordt door de lucht in huis als onzichtbaar waterdamp opgenomen. In de literatuur is te vinden dat een mens, afhankelijk van zijn bezigheid, per uur 0,1 à 0,3 kg vocht produceert. Als men hierbij het door koken, wassen en drogen geproduceerde vocht optelt, produceert een huishouding van vier personen per etmaal 10-16 liter vocht. Dat zijn anderhalve tot twee huishoudemmers vol. Als dit vocht condenseert, kan het problemen opleveren. Om achter de oorzaken van condensvorming te komen en daaruit de maatregelen ter voorkoming af te leiden, moet men een beetje over warmte en vocht en hun gedrag in een bouwwerk weten.

Iedere muur heeft een bepaalde warmte-isolatie en houdt in zekere mate waterdamp tegen. Hiervoor bestaan uitgebreide tabellen. Heel kort samengevat komt het hier op neer:

  massieve muur van baksteen of natuursteen met of zonder spouw isolatiemateriaal glas- of steenwol, polystyreenschuim enkel glas dubbel glas
warmte-isolatie redelijk/matig goed gering goed
dampremming redelijk nihil zeer goed zeer goed

Bij massieve muren uit natuurlijke materialen zijn dus warmte-isolatie en dampremmend vermogen in evenwicht. Isolatiemateriaal heeft een veel geringer en glas een veel beter dampremmend vermogen.

Waarom en waar treedt er condensatie op?
Iedereen heeft wel eens gezien hoe bij lage buitentemperaturen het vensterglas van een verwarmde woonruimte beslaat; dan is de in de lucht onzichtbaar aanwezige waterdamp opeens zichtbaar in vorm van condenswater. Dit wordt veroorzaakt door het afkoelende effect dat het koude glas op de lucht in de grenslaag heeft die daardoor minder vocht in dampvorm kan vasthouden. Het vocht slaat neer op het koude glas. De temperatuur op en dichtbij het glasoppervlak is op dat moment beneden het dauwpunt, of: hier is de temperatuur lager dan de verzadigingstemperatuur. Zie de temperatuurlijn in diagram (1) op afbeelding 16.

Het effect van isolatie
Als wij nu in een gedachte-experiment het glasoppervlak in deze woonruimte afdekken met een laag poreus ‘damp open’ isolatiemateriaal (bijvoorbeeld steenwol of schuim), dan zijn de volgende waarnemingen te doen:

Door de warmte‑isolatie aan de binnenzijde kan de warme kamerlucht niet meer ongehinderd in contact komen met het glasoppervlak en dit verwarmen (en zichzelf afkoelen). Hierdoor daalt de temperatuur van het glas. De temperatuur van de oppervlakte van het isolatiemateriaal zal die van de kamer benaderen. De temperatuur binnen in de doorsnee van het isolatiemateriaal zal in de richting van het glas afnemen.

Als de ruit een temperatuur van 12°C had en de kamertemperatuur was 21°C toen het condenswater op het glasoppervlak neersloeg, dan zijn na de hypothetische afdekking met isolatiemateriaal de waarden van diagram (2) in afbeelding 16 denkbaar.

Vóór de afdekking met isolatiemateriaal was de verzadigingstemperatuur van de warme lucht in de kamer zodanig, dat condens daar begon te ontstaan waar de temperatuur lager dan 16°C was. Deze condens zal in de geschetste geïsoleerde situatie nog steeds ontstaan, maar nu binnen in de kern van het isolatiemateriaal, daar waar de verzadigingstemperatuur wordt bereikt. Langzaam maar zeker zal het vocht zich hier ophopen en uit het isolatiemateriaal druipen. En zoals bekend heeft isolatiemateriaal dat met vocht doordrenkt is, binnen de kortste tijd praktisch geen enkele isolatiewaarde meer. Ook constructie-elementen die zich in of bij de isolatielaag bevinden (balken, muren) hebben dan last van vocht; men kent veel ijzeren constructies die onder de isolatie zijn gaan roesten, hout dat door condensvorming in de omgevende isolatie verrot is en geïsoleerde muren die door schimmel aangetast zijn.

Vocht 16

Afbeelding 16
Temperatuurprofielen en dauwpunt
(1) raam niet geïsoleerd
(2) raam geïsoleerd
(3) raam geïsoleerd en van vochtscherm voorzien

Dampremmende laag
In ons gedachte-experiment is dit probleem eenvoudig te verhelpen door het aanbrengen van een dampremmende laag aan de warme zijde van het isolatiemateriaal, zie diagram (3) in afbeelding 16.

De kamerwarmte dringt nog steeds door het isolatiemateriaal heen, maar de vochthoudende lucht komt niet verder dan de dampremmende laag, de temperatuur is daar 20°C, dus duidelijk hoger dan de verzadigingstemperatuur. Er slaat daardoor geen vocht neer op deze dampremmende laag.

Het beslaan van de ruit en de koudestraling of stralingstocht zijn opgelost, maar een nieuw probleem is mogelijk geschapen: het vocht blijft in de kamer, en als er steeds weer leefvocht bijkomt, loopt de hoeveelheid damp in de ruimte hoger op dan bij de ongeïsoleerde situatie of isolatie zonder dampremming. Er ontstaat een te hoog relatief luchtvochtgehalte binnenshuis.

Nu ligt het niet voor de hand om glas met isolatiemateriaal te bedekken; wij hebben het extreme geval van compleet vochtondoorlatend glas bij dit gedachte-experiment alleen voor de duidelijkheid gekozen, maar weinig vocht doorlatende vloeren, wanden en plafonds reageren op een vergelijkbare manier.

Wat te doen tegen condensvocht?
Uit het vorenstaande moge duidelijk worden dat men niet ongestraft isolatie op een muur kan aanbrengen. Een bakstenen of natuurstenen muur heeft op elkaar afgestemde warmte-isolatie en vochtremming. Een isolatielaag aan de binnenkant heeft een extreem hoge warmte-isolatie,er maar bezit praktisch geen dampremming. Het hierdoor ontstane condensrisico moet door een dampdichte of dampremmende laag aan de binnenkant gecompenseerd worden. Maar hierdoor wordt helaas de natuurlijke uitwaseming van de woonruimte belemmerd. Als dan niet voldoende ventilatie is, treedt vochtophoping in huis op.

Omdat sinds de oliecrisis meer geïsoleerd wordt en veel kieren gedicht zijn, hebben sindsdien veel huizen vochtproblemen.
Daarom:

  • wie isoleert moet ook aan vochthuishouding denken, en dat betekent meestal dat aan de binnenkant van de isolatie een dampdichte of ten minste dampremmende laag aangebracht wordt
  • en wie dampremmende materialen aanbrengt en kieren afdicht moet ook aan ventilatie denken. Veel en gericht luchten helpt, maar eigenlijk hoort in een compleet geïsoleerd huis een mechanische ventilatie, VMC, une Ventilation Mécanique Controlée. En dan het liefst één met warmte terugwinning, VMC double flux.

Andere oorzaken van condensatie
Vaak zijn het simpele constructiefouten die voor condensvocht zorgen. Badkamers met hun hoog vochtaanbod zijn bijzonder kritiek, vooral als er onvoldoende ventilatie aanwezig is. De badkamer op afbeelding 17 heeft rechts een binnenwand (geen condensatie), links een buitenmuur (weinig condensatie), maar een slecht geïsoleerd dak en daar treedt condensatie en dus schimmelvorming op. De badkamer van afbeelding 18 heeft rechts een binnenwand, links een ongeïsoleerde buitenmuur en boven een verdiepingsvloer. Duidelijk, op de koude buitenmuur treedt condensatie op, en schimmel is het gevolg. Het raam, links nog net zichtbaar, werd blijkbaar nooit geopend.

Ook als het nog niet zo erg is kan er iets mis zijn, zie de badkamer op afbeelding 19. Op het eerste oog niet veel aan de hand, maar bij nadere inspectie kwam toch een vermoeden bij mij op: op de plaats van de tweede tegelnaad op afbeelding 20 is iets mis met de isolatie, er is blijkbaar een koudebrug. En ja, door bekloppen van de gipsplaat was duidelijk dat hier een dakbalk (spoor) lag, waar de gipsplaat rechtstreeks tegenaan gespijkerd was, en daar was natuurlijk geen isolatie. Het geringe verschil tussen de warmte-isolatie van 12 cm glaswol en 12 cm houtbalk waren hier voldoende om op de ene plaats geen en op de andere wel condensatie op te laten treden. Een beetje afstand (luchtspouw) tussen de sporen en de gipsplaat waren zeker voldoende geweest om dit te voorkomen.

Vocht 17

Afbeelding 17
Schimmel in een badkamer
Condensvorming aan het ongeïsoleerde dak

Vocht 18

Afbeelding 18
Schimmel in een badkamer
Condensvorming aan de ongeïsoleerde buitenmuur

Vocht 19

Afbeelding 19
Minimale schimmel in een badkamer

Vocht 20

Afbeelding 20
op de plaats van de schimmel ligt een spoor en die werkt als koudebrug

Niet gebruikte schoorstenen, die aan een kant dichtgemaakt zijn (boven of onder) kunnen ook tot interne condensatie leiden, die zich op den duur door vochtplekken aan de buitenkant van de schoorsteen manifesteert. Dit kan verholpen worden door de afgesloten opening (gedeeltelijk) weer te openen zodat in de schoorsteen weer luchtcirculatie plaatsvindt.


Binnenafwerking van vochtige muren

Natuurlijk is het verstandig met de binnenafwerking van een vochtige muur te wachten tot het vochtprobleem opgelost is en de muur goed is uitgedroogd. Maar dit is vaak onmogelijk, omdat men de ruimte meteen totaal opknappen en weer gebruiken wil, of omdat het vochtprobleem niet compleet te verhelpen is. Men dient zich wel te realiseren dat de binnenafwerking van een vochtige muur steeds problematisch is, of het nu om verf, behang of een andere wandafwerking gaat. Zolang de muur vochtig blijft, houdt men de problemen: verf bladdert weer af, behang laat los, en vaak is er bij onvoldoende luchtverversing toch weer sprake van schimmelvorming en een muffe geur.

En voor salpetermuren geldt dat (als het niet al te erg is) je volstaan kan met het zo nu en dan wegborstelen van de witte aangroeisels op de pleisterlaag, of die eventueel behandelen met een sterk verdunde acide sulfurique en daarna overvloedig naspoelen met schoon water. En wanneer het zeer hardnekkig is, zit er niets anders op dan het advies opvolgen van een Franse firma die gespecialiseerd is in dit soort problèmes d’humiditéles enduits qui présentent du salpètre doivent être entièrement éliminés car ils sont définitivement contaminés. En wanneer is de muur droog, na het aanbrengen van bijvoorbeeld zo’n chemische traitement par injection? En kun je een nieuwe pleisterlaag aanbrengen? Een jaar of anderhalf jaar geduld hebben zeggen deze specialisten.

Ook een leverancier van isolatiematerialen schrijft in zijn instructies:

‘Ga bij een voorzetwand voor een buitenmuur vooraf na of de muur droog is. Is dit niet het geval, behandel de muur dan aan de buitenzijde met een waterafstotende maar wel dampdoorlatende coating om vochtdoorslag te voorkomen. Let op: als de buitenzijde van de muur sterk dampremmend is (geglazuurde bakstenen, dampremmende verf) kun je niet aan de binnenkant isoleren. Raadpleeg in beide gevallen voor de zekerheid een deskundige.’
(Bron: ISOVER, ‘Zelf isoleren, een koud kunstje’, Capelle a/d IJssel, 2002.)

ISOVER heeft het alleen over het verhelpen van vochtdoorslag. Erger is het bij optrekkend vocht; dit is in het algemeen niet met eenvoudige middelen te verhelpen.

Maar wat is bij een vochtige muur wel mogelijk?
Men dient met twee dingen rekening te houden:

  • alles wat aan de binnenkant van een vochtige muur aangebracht wordt is niet voor de eeuwigheid
  • als een binnenafwerking de uitwaseming van de muur aan deze kant belemmert, moet de muur meer vocht aan de buitenkant of hogerop kwijt.

Als dit niet gebeurt, treedt vochtophoping in muur en/of isolatie op.
En sowieso: bij alle maatregelen die men voor isolatie en vochtbestrijding neemt, dient men zich steeds voor ogen te houden dat het verhelpen van de oorzaak van vocht altijd het streven moet blijven.

Kalk, gips en witsel
Ik zou een vochtige muur alleen met kalk- of gipsspecie en witsel behandelen, omdat dit sterk vochtdoorlatend (‘ademend’) is. Witsel is in de populaire bouwmarkten haast niet meer te koop, maar de vakhandel biedt het nog steeds aan als ‘veegvaste muur- en plafondverf’. Nog liever zou ik een lambrizering aanbrengen.
Ik wil uitdrukkelijk waarschuwen voor vochtwerende verf die soms als wondermiddel aangeprezen wordt: erop smeren, behangen of verven, en alles is vergeten (?).
Alles wat deze verf doet, is isoleren. Er wordt een vochtondoorlatende of ten minste een sterk vochtremmende laag aangebracht. Dat is OK zolang de muur zijn restvocht naar de andere kant kwijt kan. Maar als door de vochtwerende verf vocht in de muur opgesloten wordt dan heb je permanent een vochtige muur, terwijl juist uitdroging vereist is.

Lambrizering
Mijn advies is tegen een vochtige muur een beluchte lambrizering aan te brengen, bij voorkeur niet hoger dan 1,2 of 1,5 m, en daarboven witsel voor een goede uitwaseming. Lambrizeringen zijn makkelijk zelf te plaatsen. Wie niet voor een volledig ambachtelijk gemaakte lambrizering kiest kan een van de in bouwmarkten aangeboden systemen gebruiken. Iedere lambrizering vereist een regelwerk dat de oneffenheden van de muur compenseert en afstand schept. U kunt regels (1 in afbeelding 21) van hout, metaal of kunststof gebruiken. De regels worden horizontaal op de muur geplaatst, met tussenruimtes om de 1 à 1,5 meter voor luchtcirculatie. Deze tussenruimtes verspringen van regel tot regel.

Het belangrijkste bij een lambrizering op een vochtige muur is beluchting van de achterliggende ruimte en vochtwerende behandeling van de lambrisering. De beste beluchting zijn horizontale spleten aan onder- en bovenkant van de lambrizering. Deze kunnen uit de plint uitgezaagd zijn zoals (4) in afbeelding 21, of het is bijvoorbeeld mogelijk bij een systeem met raamwerk en panelen alleen de tussenprofielen de vloer te laten raken en de platen iets hoger te laten beginnen. De luchtafvoer boven kan uit spleten in de horizontale afdekplank bestaan (3 in afbeelding 21) of kan bij een passend gekozen ontwerp door de uitstekende afdekplank aan het zicht onttrokken zijn (5 in afbeelding 21). De beluchtingsopeningen kunnen ook bewust als stylingelement in de panelen opgenomen zijn. Men kan bijvoorbeeld aan ingezaagde ornamenten of metalen luchtrozetjes denken (2 in afbeelding 21). Deze afbeelding is overigens afkomstig uit een boek van Berlage van rond 1910.

Ook de ambachtelijk gemaakte lambrizering van afbeelding 22 had goed van luchtopeningen kunnen worden voorzien (afbeelding 23): Aan de onderkant alleen de staanders de vloer laten raken, en de bovenafsluiting met een spleet plaatsen. Alle combinaties van openingen boven en onder zijn mogelijk, als men maar één ding in gedachten houdt: de lucht moet langs de hele achterkant van de lambrizering kunnen strijken.

Bij het plaatsen van de lambrizering moet je rekening houden met krimp en uitzetten, de panelen zoals in afbeelding 21 rechts moeten daarom ruim in de profielen zitten, en schrootjes links dienen losjes (met iets ruimte tussen messing en groef) gespijkerd te worden. Het materiaal (hout, multiplex, beter geen spaanplaat of MDF) moet aan beide kanten met even veel verflagen afgewerkt worden, anders trekt het krom.

Belangrijk om te onthouden: lambrizering is geen isolatie maar een ornamentele wandbekleding met erg beperkte isolatiewaarde.

Wie op een vochtige buitenmuur isolatie aan wil brengen moet beslist voor vochtbestendige materialen kiezen, bijvoorbeeld gipsplaten met een dikke polystyreen(piep)schuimlaag (beperkt vochtbestendig! Beter is geëxtrudeerd polystyreen met losse gipsplaat te gebruiken). Men moet ook op voldoende ventilatie achter deze platen letten, het liefst met luchtspleten aan onder- en bovenkant. Maar ik zou aan dit soort bekleding niet beginnen omdat ik bang ben voor schimmel erachter en omdat ik liever voor duurzame oplossingen kies. Wie weet hoe het over vijf jaar achter een vochtig geworden isolatie uitziet?

Vocht 21

Afbeelding 21
Klassieke ambachtelijk gemaakte lambriseringen
Links met schrootjes, rechts met panelen
1 regels
2 beluchtingrozetten
3 ontluchtingsspleet
4 luchtspleet onder
5 afsluitprofiel boven met luchtspleet

Vocht 22 Vocht 23 2

Afbeelding 22                                             Afbeelding 23
lambrizering met panelen                            mogelijke be- en ontluchting

Voorzetwand
Een beluchte voorzetwand heeft hetzelfde effect als een lambrizering. Als men de bekende gipskartonplaten op een houten of metalen regelwerk zonder isolatie erachter aanbrengt, dient men alleen voor voldoende luchtcirculatie te zorgen. Geen doorlopende horizontale regels dus. Beluchtingsrozetten in de plinten zijn makkelijk te plaatsen, zie afbeeldingen 24 en 25 en aan de bovenkant zou men roosters aan kunnen brengen; in bouwmarkten zijn de meest uiteenlopende modellen van metaal of plastic te vinden.

Een gemetselde voorzetwand hoort ook bij de mogelijkheden. Men kan een muur uit licht materiaal (gasbeton, dunne holle bakstenen) als ‘huis in huis’ metselen. Binnen- en buitenmuur vormen dan samen een soort spouwmuur. Deze lichte binnenmuur is gemakkelijk tegen grond of fundament te isoleren (slab van lood of dakleer) zodat ten minste het binnenblad van de buitenmuur vochtvrij is. Openingen aan onder- en bovenkant zorgen voor luchtcirculatie. Maar deze ‘schoenendoos-oplossing’ is een kwestie van smaak en geld resp. daadkracht; ook de beschikbare binnenruimte wordt hierdoor kleiner.

Vocht 24

Afbeelding 24
beluchtingsrozetten in de plint: gaten in de gipskartonplaat

Vocht 25 2

Afbeelding 25
beluchtingsrozetten in de plint, hier van wit plastic

Binnenisolatie van daken
Wat voor de binnenafwerking van muren geldt is mutatis mutandis ook voor daken van toepassing. Natuurlijk bestaan er legio van dakisolatiesystemen, ik wil hier alleen op de meest voorkomende ingaan en hiermee de principes duidelijk maken.

Een pannendak op een houten onderconstructie wordt vaak voorzien van een folielaag onder de panlatten en contralatten, zie afbeelding 26. Deze folie moet het huis beschermen tegen wind en stuifsneeuw, en ook tegen regen die bij ongunstige wind onder de pannen komt. Maar omdat het huis vocht van binnen kwijt moet, dient deze folie halfdoorlatend te zijn, dat wil zeggen, wel dicht tegen water in druppelvorm, maar doorlatend voor waterdamp.

Als dit dak van binnen met isolatiematten en gipsplaten afgewerkt wordt, hoort aan de binnenkant van de isolatie een dampdichte folie aangebracht te worden, rood in afbeelding 26. Hiermee is de isolatie tegen het woonvocht beschermd, zie afbeelding 27. Is dan de waterdampdoorlatendheid van de buitenfolie nog belangrijk? Het antwoord hierop is eenvoudig als men zich voorstelt wat er gebeurt als het dampdichte binnenscherm kleine hoeveelheden waterdamp doorlaat, bijvoorbeeld door slecht geplakte naden tussen de foliebanen of beschadigingen door spijkers. Juist, dit vocht moet naar buiten kunnen verdampen, zie afbeelding 28. Daarom is de correcte condensveilige opbouw steeds (van buiten naar binnen):

Pannen, panlatten, contralatten, dampdoorlatende folie, draagconstructie (sporen en/of gordingen, des chevrons et/ou des pannes) met daartussen de isolatie, dampdichte/dampremmende folie, binnenafwerking met bijv. gipskarton.

In afbeelding 28 is nog een bijzonderheid te zien: de gipskartonplaten zijn met een zekere afstand op de gordingen geplaatst, en onder de gordingen is ook een dunne laag isolatie geplaatst; dit om de gording niet als koudebrug te laten werken. De warmte(koude)geleiding door hout is toch een stukje beter dan door een glaswoldeken van dezelfde dikte. Dit had ook bij de badkamer op afbeelding 19 en 20 moeten gebeuren, maar daar op de sporen.

Andere systemen van dakisolatie vereisen een andere aanpak, maar het principe is steeds hetzelfde: dampdoorlatend naar buiten, dampdicht naar binnen, en koudebruggen vermijden.

Vocht 26
Afbeelding 26
Dak met isolatie
buiten dampdoorlatende folie
binnen dampdichte of sterk dampremmende folie

Vocht 27
Afbeelding 27

Dak met isolatie
De vochtattaques van binnen

Vocht 28
Afbeelding 28
Dak met isolatie
Vocht moet uit kunnen wasemen!


Geen detailaanpak – een totaaloplossing is nodig

Bij traditionele Franse huizen verdienen vochtproblemen op de begane grond en in kelders bijzondere aandacht. Naar aanleiding van een artikeltje in een oud nummer van Leven in Frankrijk, waar de professionele klusser Hein Verdam iets over vochtwering zegt, moet mij het volgende van het hart: Veel mensen denken te gemakkelijk over vochtwering. Iets op de muur smeren of plakken, en daarmee is de kous af. Wie iets verder doordenkt, voorziet een vochtige ruimte op de begane grond of kelder van een waterondoorlatende bak uit plasticfolie of bitumen-materiaal. Maar dit alles is symptoombestrijding en neemt niet de oorzaak van het vochtprobleem weg.

Men moet zich realiseren dat ieder gebouw de vochthuishouding van de grond verstoort. Regenvocht dat normaliter op de hele vlakte door de grond opgenomen wordt, komt door valpijpen op specifieke plekken terecht en moet van daar afgeleid worden – zo niet dan ontstaat er een extra vochtige plek. Andersom, als de aarde vocht aan de drogere lucht kwijt wil, dan is dat door het huis belemmerd. Het vocht moet dus gedeeltelijk door en gedeeltelijk rond het huis naar buiten. Dat is simpele geofysica.
Waarom hebben de Nederlandse huizen kruipruimtes? En waarom moeten deze belucht zijn? Het vocht stijgt door de capillaire krachten (en verschillen in concentratie) in de funderingen op en wordt in de kruipruimte aan de omgevende lucht afgegeven. Vaak werden huizen op poeren of ‘spaarbogen’ gezet, onder meer om de vochtopzuigende dwarsdoorsnede klein te maken.

Het vochtgehalte van de muren (of poeren) neemt dus al naar gelang van de hoogte af en is, als alles goed gaat, op niveau van de begane-grond-vloer ‘normaal’. Het is duidelijk dat al die mensen die de kruipruimte van hun grachtenpanden uitdiepen en hier een bewoonbare ruimte aanleggen, zich extra problemen op de hals halen – niet alleen voor deze ruimte, maar voor het hele huis. Of voor extra vochtproblemen op buurtniveau, zoals in Amsterdam-Zuid in de Concertgebouwbuurt. Al die nieuwe betonnen souterrains – leuke extra leefruimte, net wat u zegt – en ondergrondse parkeergarages, ondergrondse grootgrutter winkels, hotels, musea die wat ondergrondse ruimte claimen, dat knipt telkens weer een stuk uit de spons die zo’n ondergrond uiteindelijk is. Dus de resterende spons moet meer vocht absorberen, en waar eerst nog geen vochtproblemen waren, daar verschijnen ze nu. Maar laten we deze hoofdstedelijke problemen voor wat ze zijn, en terugkeren naar Frankrijk waar we meestal een huis gekocht hebben om juist zo ver mogelijk van dit soort stedenbouw vandaan te zijn.

Voor een traditioneel Frans huis met dikke natuurstenen muren betekent dit:
Als de vloer waterdicht gemaakt wordt moeten de muren juist meer vocht verwerken. Men denke aan het voorbeeld van de direct op de ondergrond liggende vloer die waterdicht gemaakt werd, afbeelding 5, waardoor de muren juist meer vocht te verwerken kregen. Het vochtpeil in de muren steeg dus. Als men ook de muren aan de binnenkant afdicht stijgt het vocht nog hoger. Deze voorzieningen kunnen alleen flankerende maatregelen zijn.
En wat deden de Fransen in vroegere eeuwen in vochtige gebieden? Zij lieten de dienstbodes of hun vee op de begane grond vertoeven en woonden zelf op de verdieping waar het niet vochtig was.

Vochtbeheersing in een vakantiehuis
Menig eigenaar van een vakantiehuis op het Franse platteland kent het verschijnsel: als men er na de winterperiode komt is alles vochtig. Of, erger nog, het lijkt in eerste instantie droog, maar door en door koud. Als dan een warmere lucht met een normaal vochtgehalte het huis binnenkomt, ontstaat door de lage binnentemperatuur een klamme dus vochtige lucht, en het vocht uit deze lucht slaat neer op alles wat koud is: muren, vloer en meubilair, ja zelfs op het porselein in de kast. Hierbij komt het vocht dus niet uit de muren of vloer, maar slaat daarop neer. Het is zo als bij een koude spiegel in een warme badkamer.

De vroegere Franse bewoners hadden daar geen last van, want zij woonden er permanent en stookten en luchtten de hele winter. Nu is pas na een bewoning van een week, goed stoken en behoorlijk luchten het vocht verdwenen. Stoken is goed, want warme lucht kan meer vocht dragen dan koude (het relatieve vochtgehalte daalt), maar luchten is belangrijker. Dus niet met gesloten ramen en deuren stoken, want dan blijft het vocht in huis, het is alleen minder voelbaar. Beter is het door luchten steeds weer koudere lucht, die weinig vocht bevat, naar binnen te laten en deze lucht dan op te warmen zodat het relatieve vochtgehalte ervan verlaagd wordt. Dat druist in tegen de normale reactie dat men de opgewarmde lucht binnen wil houden, maar het vocht moet eruit! En dat gebeurt alleen door luchten.

Het kan ook zomaar gebeuren dat bij terugkomst in het voorjaar bij het inschakelen van een elektrisch apparaat een aardlekschakelaar spontaan uitslaat. Is er toch ergens in het inwendige van een apparaat een vochtbrugje naar aarde ontstaan. En dat verdwijnt pas wanneer het huis helemaal gelucht en opgewarmd is. Of door wanneer het om een four gaat deze even open te zetten en met een haardroger een kwartiertje van binnen wat op te warmen, dat wil ook nog wel eens helpen.

Er bestaan een aantal beproefde maatregelen om het vochtniveau in een vakantiehuis gedurende en na de winter te verlagen. Ik behandel hier de meest succesvolle.

Luchtdrogers
Mechanische luchtontvochtigers werken volgens het koelkastprincipe. Door een koelaggregaat wordt een koude plek gecreëerd, dat is dan de koudste plek in huis, en omdat vocht steeds op de koudste plek neerslaat, vindt daar de vochtafscheiding plaats. Maar iedere koelinstallatie heeft ook een warme kant, de condensor, waar de warmte afgevoerd wordt (bij koelkasten is dit het aan de achterkant geplaatste buizennet). In de luchtontvochtiger wordt op deze condensor de door koeling gedroogde lucht weer opgewarmd. De ontvochterunits hebben een ventilator om de lucht aan te zuigen en achtereenvolgens door het koude en het warme element te leiden (de verdamper en de condensor); verder is er een aansturing op relatief luchtvochtgehalte en een automatische ontdooiing. Het geheel zit in een behuizing, formaat forse afvalemmer. Het totale opgenomen vermogen van de luchtdroger, meestal in de ordegrootte van 300-450W, komt in zijn totaliteit weer als warmte aan het huis ten goede. Luchtontvochtigers zijn, afhankelijk van het vermogen (aangepast aan het te drogen luchtvolume) voor € 500 tot 1000 te koop.

Voordeel van deze luchtontvochtigers is dat er geen lucht van buiten naar binnen wordt verplaatst zodat de verwarmingskosten lager blijven. Nadeel is dat men het verzamelde water moet afvoeren, want zonder afvoer wordt dit in een bak verzameld en als de bak vol is, slaat de unit af.

Zoutpotten, zogenaamde vochtvreters, hebben een veel te kleine capaciteit en zijn alleen geschikt voor speciale probleemhoeken. Hun capaciteit is in de ordergrootte van 1 liter/week, terwijl een simpele berekening bewijst dat men aan een beetje kamer al gauw iets van 2-4 liter/dag moet onttrekken. Een vochtvreter kan alleen nuttig zijn in kleine afgesloten (dus niet geventileerde) ruimtes, bijvoorbeeld een kast.

Ventilatoren
Men kan het gegeven dat warme lucht meer vocht kan bevatten dan koude ervoor benutten om het huis bij koud weer met een simpele ventilator en een minieme verwarming droog te houden. Als droge koude winterlucht naar binnen komt, daar opgewarmd wordt en daardoor vocht opneemt, en daarna weer afgevoerd wordt, zijn alle problemen opgelost. Alleen ergens een ventilator plaatsen die of koude lucht naar binnen blaast of warme naar buiten zuigt is niet erg efficiënt, voor een droogeffect moet aan drie voorwaarden voldaan zijn:
Luchtaanvoer + opwarming + luchtafvoer en dat alles zo mogelijk bij droge buitenlucht.

Ideaal zou dus een ventilator zijn die koude droge buitenlucht aanzuigt, deze daarna door een verwarmingselement leidt (in welke vorm dan ook), en aan de andere kant van het huis een uitblaasopening (ventilatierooster). Deuren tussen aanzuig- en uitblaasopening moeten natuurlijk zoveel mogelijk open staan, en de lucht moet eigenlijk door alle vertrekken vloeien. Men moet ook aan de dunne, niet bewegende luchtlagen achter kasten en schilderijen denken, die door de ventilatie niet bereikt worden. Daarom hadden vroeger alle kasten poten en werden op enige afstand van de muur geplaatst. Dat moet men dus in zijn Frans vakantiehuis ook doen.

Andersom kan men ook een trekventilator bij de uitblaasopening plaatsen en aan de tegenovergestelde kant een inlaatopening (ventilatierooster, bijvoorbeeld boven de ramen); men kan ook, als er voldoende kieren zijn die lucht toelaten, erop vertrouwen dat hier een toevoer gewaarborgd is, want wat er uitgaat moet er ook weer inkomen. Bij deze configuratie met een ‘trekventilator’ is het alleen lastig een gerichte opwarming van de lucht te waarborgen.

In beide gevallen koopt men bij voorkeur een ventilator met afstelbare vochtsensor. Als die bij meer dan 60% relatieve luchtvochtgehalte aanslaat en bij rond 50% weer uitgaat en er een minieme verwarming aanwezig is, dan kan men in het voorjaar een enigszins droog huis verwachten. Wel koud, maar droog. Dit soort oplossing is met € 50 tot 80 voor de ventilator en een beetje installatiekosten te realiseren. De energieopname van deze ventilatoren is in de ordergrootte van 50W, maar bij een kostenvergelijking met een mechanische ontvochtiger moet men natuurlijk met de kosten voor de opwarming rekening houden.

Over de vierde voorwaarde van droging door ventilatie, droge buitenlucht, hoeft men niet bezorgd te zijn. Door het steeds aanwezige temperatuurverschil tussen binnen en buiten treedt het beschreven droogeffect op. En als het vriest zal de buitenlucht niet echt vochtig zijn. Kijk maar in het diagram in het kaderstuk ‘Dauwpunt’ bij 0° en 100% relatieve luchtvochtgehalte; ga dan naar rechts tot de 5°-lijn, dan is de relatieve vochtigheid nog maar 70%.

Nadeel van de ventilatoroplossing is dat de elektriciteit aan moet staan.

Nog twee opmerkingen over ventilatie:

  • Plafondventilatoren (Western-saloon-model) of een tafelventilator zijn iets heel anders dan de hier beschreven ventilatiesystemen. Zij brengen alleen de lucht in een ruimte in beweging en verversen niets. Ze brengen op warme dagen verkoeling voor de mens omdat ze door de luchtstroming de stagnerende met vocht verzadigde luchtlaag op de huid afvoeren waardoor weer vocht op de huid kan verdampen, het bekende verkoelende effect van een zacht briesje.
  • Een schoorsteen kan door zijn natuurlijke trek ook voor ventilatie zorgen. Men kan de deur van de houtkachel wijd open zetten zodat de schoorsteen als ventilatiekanaal werkt. Maar zodra het huis door en door koud is, houdt dit op omdat een schoorsteen alleen door het verschil van dichtheid tussen warme en koude lucht trekt.

Solarventilator
Aan alle gestelde voorwaarden (luchtaanvoer, opwarming, energiezuinig) wordt op een ideale manier voldaan door ventilatorunits die door zonnepanelen gevoed worden. In een zonnepaneel van bijvoorbeeld een vierkante meter worden elektriciteit en warmte opgewekt. De elektriciteit voedt een ventilator en door de ‘afvalwarmte’ van het paneel wordt de aangezogen lucht opgewarmd. Zo wordt koude en dus vochtarme lucht lichtjes opgewarmd het huis in geblazen; en dit alleen als de zon tenminste een beetje schijnt. Er wordt dus geen regenlucht naar binnen gehaald. Enige voorwaarde is dat er een plaats gevonden wordt die regelmatig door de zon beschenen wordt, bijvoorbeeld een ongeveer op het zuiden gerichte muur of dak. En natuurlijk moeten, als het huis behoorlijk kierendicht is, uitblaasopeningen gecreëerd worden en moet aan alle onder in de vorige paragraaf genoemde voorwaarden voldaan zijn. Het plaatsingsprobleem is net zo als bij een schotelantenne: het staat meestal niet bij een traditioneel huis, maar men wil toch een beetje modern comfort.

Dit soort units zijn in Scandinavië allang in gebruik voor het vochtvrij houden van plezierjachten. En het grote voordeel is: de elektriciteit in huis kan uitgeschakeld zijn. Voor technische gegevens en voorbeelden van installaties zie de website van SolarVenti.

Overigens bestaan er ook units die in de winter voor droging en in de zomer voor warm water zorgen.

Gebalanceerde woonhuisventilatie (VMC Double Flux = Ventilation Mécanique Continue avec récupération d’énergie)

Deze systemen zijn beschreven in het stuk over verwarming.

Hier alleen nog: Over VMC Double Flux zijn tal van negatieve verhalen in omloop. Het probleem zit hem bij dit systeem in de filters. Het filter, dat de naar binnen gehaalde buitenlucht moet filteren, zit soms vrij snel dicht. Als het filter dicht zit, gaat er weinig of geen lucht meer door, de ventilatie wordt dus geringer; maar omdat de ventilator toch nog draait, zal er met kracht het opgehoopte stof en vuil uit het filter worden gezogen: veel stof en weinig lucht gaan naar binnen waar het stof kan neerslaan in het kanalensysteem; het gevolg is een ideaal groeiklimaat voor bacteriën. Het idee van de gebalanceerde ventilatie is goed, alleen het is het nog wachten op een waarschuwingssysteem voor vervuilde filters of (beter nog) zelfreinigende filters. Want de meeste mensen weten het niet, vergeten het of hebben geen zin om de filters regelmatig te reinigen/vervangen.

Het dauwpunt (point de rosée)Toelichting op absolute en relatieve luchtvochtgehalteLucht bevat steeds vocht in de vorm van waterdamp. Alle levensprocessen produceren vocht; men dient zich te realiseren dat de door een levend wezen uitgeademde lucht steeds met vocht (waterdamp) verzadigd is.
Het vochtgehalte van de lucht, uitgedrukt als g water per m³ droge lucht, noemt men het absolute vochtgehalte, deze draagt dus de dimensie g/m³.
Het verzadigingsvochtgehalte is die hoeveelheid water die in lucht van een bepaalde temperatuur maximaal aanwezig kan zijn. Dit wordt ook het dauwpunt genoemd, omdat vanaf dit punt elke overschot van vocht als dauw afgescheiden wordt.
Het relatieve vochtgehalte is de quotiënt uit het werkelijke vochtgehalte en het verzadigingsvochtgehalte. Dit is, anders dan het absolute vochtgehalte, afhankelijk van de temperatuur.
Deze gegevens zijn uitgezet in het Mollier-diagram, zie hieronder. Op de horizontale as staat de temperatuur aangegeven, op de verticale as de absolute vochtigheid in gram water per m³ lucht. De kromme lijnen zijn de lijnen van de relatieve vochtigheid. De bovenste kromme lijn geeft de 100% relatieve vochtigheid aan. Deze lijn zegt, dat als je er boven komt, de lucht niet meer vocht kan bevatten en deze afscheidt in vorm van druppeltjes (mist). De relatieve vochtigheid wil dus zeggen dat de lucht zoveel % van het maximale aan vocht bevat.
Voor wie zich meer in deze materie wil verdiepen het volgende voorbeeld:
Lucht van 10 graden C is met rond 9 g water per m³ verzadigd; deze lucht heeft dan een relatief vochtgehalte van 100%. Wordt deze lucht op 20 graden C verwarmd, dan daalt het relatieve vochtgehalte naar 55% want het verzadigingsvochtgehalte bij 20 graden is 17 g water per 1 m³ lucht.
Aan de andere kant betekent dit dat het relatieve vochtgehalte van een luchtmonster bij dalende temperatuur toeneemt. Als men ons luchtmonster, dat 9 g water per m³ bevat, op een temperatuur lager dan 10 graden C afkoelt, dan stijgt het relatieve vochtgehalte boven de 100%.
De temperatuur waarbij de lucht de verzadigingsgrens bereikt, noemt men dauwpunt, men spreekt ook van de dauwpunttemperatuur. Bij lagere temperaturen moet het overtollige water aan de omgeving worden afgestaan. Dit overtollige water is dus niet meer als waterdamp in de lucht aanwezig, maar wordt als vloeibaar water afgescheiden – dit noemt men condensatie. Deze treedt op als mist of dauw, bij meer water als druppels of film. Omdat in een systeem niet overal dezelfde temperatuur heerst, treedt de eerste condensatie op de koudste plekken op. In een huis zijn dat meestal de ramen, vooral enkelglasramen. Daar kan de lucht al beneden het dauwpunt liggen, terwijl de goed geïsoleerde muren nog geen last van condensatie hebben.
Bij poreuze bouwmaterialen met geringe diffusieweerstand kan het dauwpunt ook in de wand liggen. Dat kan grote gevaren opleveren.
De mens voelt alleen het relatieve luchtvochtgehalte, en de gebruikelijke hygrometers (vochtmeters) meten ook alleen dit.Vocht 29 2
Vertaling (bewerkt) uit: www.fachwerk.de


Slotopmerking, samenvatting

Vocht in huis is niet alleen lastig maar ook schadelijk. Door een ander gebruik en/of aanpassingen die in het huis zijn aangebracht, met name isolatie, kan de vochthuishouding nadelig veranderd zijn. Maar met inachtneming van een paar essentiële regels zijn potentiële vochtproblemen te voorkomen en bestaande te verhelpen, zij het met enige kosten. Hier en daar een beetje doen helpt niet, vochtbestrijding moet steeds een compleet concept zijn.

Geraadpleegde bronnen, websites

www.leroymerlin.fr/mpng2-front/pre?zone=zonecatalogue&idEIPub=1117536882
Beschrijving van diverse oorzaken van vocht in huis

www.warensortiment.de/messtechnik/messgeraete/baufeuchte-messgeraete.htm
Professionele vochtmeetapparatuur

www.warensortiment.de/technische-daten-3/erklaerung-feuchtemessung.htm
Toelichting vochtmeetmethodes

www.tiez-breiz.org
Deze website gaat over ecologisch bouwen en restaureren in de Bretagne.
In het zoekveld intypen: drain

www.dryzone.be/PRODUCTS/nl/tekst.htm of
www.dryzone.eu/fr/installation-of-dryzone
(bakstenen) muren beschermen tegen optrekkend vocht

www.murprotec.nl/kelderdichting.php
Professionele muurbehandeling tegen vocht

www.solarventishop.nl
Door zonnepanelen gevoede ventilatie

http://villador.blogspot.com

Bericht zomer 2006: Drainage langs een buitenmuur aanleggen.


© Christian von Klösterlein

Met dank aan Albert Bremmer, Gerard Daniels en Rob van der Meulen/Robert du Moulin voor talrijke suggesties, aanvullingen en/of foto’s – en niet te vergeten de vragen en antwoorden op het forum van deze website.

©2024 Communities Abroad  |  infofrankrijk.com

DISCLAIMER

Login

Forgot your details?