Sociale zaken, AOW


Kinderbijslag vanaf het tweede kind

Buitenlanders die permanent in Frankrijk wonen, kunnen ook aanspraak maken op kinderbijslag: allocations familiales. De regeling geldt voor iedereen met een gezin van in principe ten minste twee kinderen onder de 11 jaar of, als zij studeren, tot 21 jaar. In de overzeese gebiedsdelen wordt al bij één kind de bijslag uitgekeerd. De betalingen geschieden maandelijks. De ‘gewone’ kinderbijslag is nu € 128,57 netto per maand voor twee kinderen, € 293,30 voor drie kinderen, € 458,02 voor vier kinderen en € 164,73 voor elk kind meer. Voor een kind dat 14 jaar is geworden komt er nog € 64,29 per maand bij en voor een thuiswonende 20-jarige is de extra toeslag in principe € 81,30 per maand als er ten minste voor drie kinderen kinderbijslag worden ontvangen. De KB houdt op bij de 21-jarige leeftijd.

Mensen die uit de Europese Ruimte komen en zich in Frankrijk vestigen, kunnen kinderbijslag ontvangen, zoals alle andere inwoners van Frankrijk. Europese buitenlanders moeten wel aan enkele voorwaarden voldoen om kinderbijslag te krijgen. De aanvrager moet zijn vaste verblijf in Frankrijk hebben en ook de kinderen moeten permanent te zijnen laste komen en in Frankrijk wonen. Verblijfsvergunningen zijn niet meer nodig voor als je uit een Europees land komt, maar om in aanmerking te komen voor de uitkeringen moet de aanvrager een beroep hebben (in loondienst of zelfstandig) in Frankrijk of voldoende middelen van bestaan hebben en in het bezit zijn van een ziektekostenverzekering. Mensen die al langer dan vijf jaar ononderbroken in Frankrijk wonen, zijn vrijgesteld van deze voorwaarden. Wie zich aanmeldt bij de CAF (Caisse d’allocation familiale) moet zich, zoals de Fransen zelf ook, legitimeren, trouwboekje laten zien en uittreksels van geboorteregisters overleggen. Buitenlanders die in Frankrijk gaan wonen en niet (meer) werken en geen verblijfstitel hebben (minder dan vijf jaar in Frankrijk woonachtig), moeten ook aantonen dat zij over een goede ziektekostenverzekering beschikken en voldoende middelen bezitten. Voldoende middelen: voor mensen jonger dan 65 jaar de bijstandsuitkering RSA (revenu de solidarité active) voor een alleenstaande plus 30% voor elk persoon die ten laste komt van het huishouden; voor mensen ouder dan 65 jaar de ouderdomsuitkering ASPA (allocation de solidarité aux personnes âgées.) De niet-actieven moeten bovendien bewijzen dat ze echt permanent in Frankrijk wonen via een belastingaanslag, huurcontract, eigendomsbewijs, factuur van de EDF e.d. Bijzonderheid nog vanuit Nederland: wie kinderbijslag uit Nederland blijft ontvangen (gedetacheerd, werken voor een Nederlands bedrijf in Frankrijk) en deze is lager dan de Nederlandse, dan betaalt de SVB (Sociale Verzekeringsbank) het verschil bij.

Dan is er nog de allocation de rentrée scolaire – ARS, een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van aanschaf van schoolboeken e.d. Er wordt geen geen vast bedrag meer uitgekeerd, maar verschillende bedragen per leeftijdscategorie: € 360,47 voor de 6- tot 10-jarigen, € 380,36 voor de 11- tot 14-jarigen en € 392,54 voor de 15- tot 18-jarigen. De uitkeringen worden verstrekt aan gezinnen van wie het jaarinkomen lager is dan ruim € 23.687 bij één kind, € 29.153 bij 2 kinderen en € 34,619 bij 3 kinderen.. Voor elk kind meer boven drie kinderen mag het grensinkomen met € 5466 worden aangepast. Wie meer inkomen geniet, ontvangt een lagere ARS.


Veel Fransen maken geen gebruik van hun recht op uitkeringen

bijstandTegenover de niet geringe aantallen Fransen die misbruik van het ruime scala van sociale voorzieningen maken, bestaat er ook een groot aantal Fransen die geen gebruik van maken van de uitkeringen waarop zij recht hebben. Eén van de belangrijkste oorzaken daarvan zou de ingewikkeldheid zijn van het sociale stelsel. Geschat wordt dat € 5,7 miljard aan werkloosheidsuitkeringen niet wordt uitgekeerd.

Volgens het Observatoire des non-recours aux droits et services is het stelsel van Securité sociale (‘Sécu’) waarschijnlijk de meest complexe ter wereld. Zo bestaan er 56 verschillende vormen van steun van verschillende niveaus. Deze uitkeringen kunnen worden toegekend door bijvoorbeeld gemeenten, door de staat, de communautés, de regio’s, de departementen. Het heeft er alle schijn van dat het systeem bewust ingewikkeld is gemaakt om veel werk te creëren voor de uitvoerders van de uitbundige regelgeving, aldus de kritiek. Ook de Franse Rekenkamer ziet door de bomen het bos niet meer. Veel personen die recht hebben op financiële overheidsbijstand worden daarvan niet op de hoogte gesteld of zijn slecht geïnformeerd, terwijl anderzijds slimmeriken er in slagen door de mazen van het Sécu-net heen te glippen en ten onrechte uitkeringen in de wacht weten te slepen, zegt kamerlid voor de UMP Dominique Tian en schrijver van een rapport over de sociale fraude. Het stelsel is te ingewikkeld, wordt slecht gecontroleerd en beheerd en zorgt voor verspilling en misbruik. De overheidsinspanningen om uitkeringsgerechtigden hun steun te laten ontvangen zouden even groot moeten zijn als die om de sociale fraude te bestrijden. Nederland wordt met name genoemd als land waar het beheer over de sociale uitkeringen centraal wordt geregeld. In Frankrijk zijn er talrijke afzonderlijke bureaus voor elke vorm van bijstandsverlening, die werk bieden enkele tienduizenden extra ambtenaren. Het arbeidsverzuim onder deze ambtenaren is daarbij driemaal hoger dan dat van de employés in het bedrijfsleven. Erg motiverend blijkt het ambt van bijstandsambtenaar niet te zijn.
(21.11.12)



Werkloosheidsuitkeringen ook voor buitenlanders

Wie in Frankrijk ontslag krijgt, ook als hij of zij dat aan zichzelf heeft te wijten, heeft recht op een uitkering, de allocation de chômage of de allocation d’aide au retour à l’emploi. Deze voorziening geldt ook voor buitenlanders.

De hoogte van deze uitkering is afhankelijk van een flink aantal factoren, zoals de periode waarin men premie heeft betaald. Bijvoorbeeld: in de achttien maanden voorafgaande aan het verbreken van het arbeidscontract moet er minstens vier maanden gewerkt zijn en premie betaald (assurance chômage) om recht te hebben op een werkloosheidsuitkering met een minimale duur. Deze uitkeringsperiode wordt langer naarmate het arbeidsverleden meer werkuren en premiedagen telt. Op basis van deze gegevens beoordeelt het uitvoeringsorgaan de Assedic met een ingewikkelde rekenformule de hoogte en duur van de uitkering.

Als de uitkeringsperiode is verstreken en er nog geen zicht is op een nieuwe baan, zal de werkzoekende zijn aangewezen op de bijstand, de RSA (revenu de solidarité active – bijstandsuitkering, vervangt de RMI – Revenu Minimum d’Insertion), aan te vragen bij een gemeentelijk Centre d’action Sociale of bij de CAF (Caisse d’Allocations Familiales) of een vergelijkbare instelling. Een RMI is het recht van eenieder op een absoluut minimaal inkomen, waarvan 1,2 miljoen inwoners gebruikmaken. Om daarvoor in aanmerking te komen moet men 25 jaar of ouder zijn (of jonger bij de verzorging van ten minste één kind) en moet men in Frankrijk wonen. Ten slotte is men contractueel gebonden om zijn best te doen om naar mogelijkheden van herintreden te zoeken (contrat d’insertion). Een RSA is vrijgesteld van inkomstenbelasting en de hoogste sociale premies en geeft ook recht op ontheffing van de taxe d’habitation. Met een RSA zit je automatisch en gratis in de CMU-C, dus ook voor een aanvullende dekking tegen ziektekosten; gezinsleden zijn meeverzekerd, kinderen tot hun vijfentwintigste jaar. De uitkering bedraagt maximaal € 454,63 per maand voor een alleenstaande en € 681,95 voor iemand die ook de zorg voor een ander heeft of voor koppels. Een paar met een kind kan rekenen op € 818,34.

Wie in Nederland een WW-uitkering ontvangt en in Frankrijk zou willen gaan werken, kan toestemming krijgen van het UWV om naar Frankrijk af te reizen voor een periode van maximaal drie maanden. In die periode kan bijvoorbeeld bij het arbeidsbureau (Pôle emploi) in de kaartenbak worden gekeken en ook kan men verder wat rondkijken. De WW wordt dan uitbetaald (voor een periode van ten hoogste zes weken) door de werkloosheidskas Assedic, die het geld later weer van de UWV in Nederland terugontvangt. Het UWV verstrekt een formulier E 303 dat moet worden ingeleverd bij het Franse arbeidsbureau. Het UWV houdt belastingen en sociale premies in. Wie binnen drie maanden weer naar Nederland terugkeert, kan rekenen op een voortzetting van de de WW-uitkering. Blijft men langere tijd weg, dan kan men geen WW-uitkering meer ontvangen. Je zal dan eerst weer moeten gaan werken. Ook kan men in aanmerking komen voor een WW-uitkering in Frankrijk als men een baan(tje) heeft en wordt ontslagen. De in Nederland opgebouwde arbeidstijd wordt meegerekend. Met een formulier E 301 is dan aan te tonen gedurende welke periode je in Nederland verzekerd bent geweest tegen werkloosheid. Andersom: in Frankrijk een E 301 aanvragen (bij de Pôle Emploi) en dat meesturen met de aanvraag tot een WW-uitkering aan het UWV.

Er is een Europese verordening die bepaalt waar iemand sociaal verzekerd is. Dat kan van belang voor mensen die in meerdere landen werkzaam zijn. Als je voor meer dan 25% werkzaam bent in je woonland, ben je sociaal verzekerd in het woonland. De Nederlandse werkgever moet over het volledige salaris Franse sociale premies afdragen. Over de Nederlandse arbeid is Nederlandse inkomstenbelasting verschuldigd en over de Franse arbeid is de Franse inkomstenbelasting.

Wie zich aanmeldt bij de CAF (Caisse d’allocation familiale) moet zich, zoals de Fransen zelf ook, legitimeren, trouwboekje laten zien en uittreksels van geboorteregisters overleggen. Buitenlanders die in Frankrijk gaan wonen en niet (meer) werken en geen verblijfstitel hebben (minder dan vijf jaar in Frankrijk woonachtig), moeten ook aantonen dat zij over een goede ziektekostenverzekering beschikken en voldoende middelen bezitten. Voldoende middelen: voor mensen jonger dan 65 jaar de bijstandsuitkering RSA (revenu de solidarité active); voor mensen ouder dan 65 jaar de ouderdomsuitkering ASPA (allocation de solidarité aux personnes âgées.) De niet-actieven moeten bovendien bewijzen dat ze echt permanent in Frankrijk wonen via een belastingaanslag, huurcontract, eigendomsbewijs, factuur van de EDF e.d.


De Franse arbeidsongeschiktheid

Er bestaan, anders dan in Nederland bij de WAO, nogal verschillende vormen van voorzieningen tegen arbeidsongeschiktheid.  Werknemers die langdurig ziek worden, krijgen  drie jaar lang een uitkering van de Sécurité sociale als het laatste kwartaal voorafgaande aan de ziekte ten minste 200 uren is gewerkt bij ziekteperioden van ten minste een halfjaar of 800 uren over het voorafgaande jaar. De werknemers ontvangen dan een dagvergoeding (indemnité journalièreIJ) van de helft van het gemiddelde salaris (gerekend over de laatste drie maanden.) Na die drie jaar krijgt men een invaliditeitspensioen (pension d’invalidité) als de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op twee derden. De uitkering bedraagt dan 30% van het gemiddelde jaarsalaris over de afgelopen tien beste jaren in het geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en 50% bij een volledige. De meeste werkgevers vullen die vergoedingen aan, zodat in de praktijk 90 tot 100% van het salaris wordt ontvangen. Wie bij kleine ondernemingen werkt, doet er goed aan een individuele verzekering (assurance de prévoyance) af te sluiten. Ambtenaren ontvangen bij langdurige ziekte het eerste jaar 100% van hun salaris en de twee jaren daaropvolgend 50%. Bij aandoeningen zoals tbc, kinderverlamming, kanker en psychische ziekte beslaat de uitkering vijf jaar: 100% in de eerste drie jaar en 50% de twee jaren daarna. In geval van arbeidsongeschiktheid genieten de ambtenaren een uitkering van 50% op voorwaarde dat zij de afgelopen vijftien  jaren als ambtenaar hebben gewerkt. Zo niet, dan valt men terug op het pension d’invalidité van de Sécu. Onafhankelijke beroepsbeoefenaren kunnen aanspraak maken op dagvergoedingen waarop zij recht hebben dankzij de verplichte ziektekostenverzekering; deze zijn te vergelijken met die van werknemers. Men moet dan wel ten minste een jaar verzekerd zijn bij de URSSAF of RSI. Artisans (aannemers, timmerlieden en ander ambachtsvolk) die geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden, ontvangen een uitkering van 50% over het gemiddelde inkomen van de voorafgaande drie jaar en daarna 30%. Winkeliers ontvangen bij volledige arbeidsongeschiktheid een uitkering van 50% en bij gedeeltelijke 30%.



AOW-opbouw stopt

Sinds 1 januari 2000 wordt geen AOW-premie meer ingehouden bij Nederlanders die in het buitenland zijn gaan wonen. Men kan zich wel aanmelden voor een vrijwillige AOW-verzekering. Deelnemen is mogelijk als men ten minste één jaar direct voorafgaand aan de ingangsdatum van de vrijwillige verzekering verzekerd is geweest én zich binnen twaalf maanden na het einde van de verplichte verzekering schriftelijk aanmeldt bij de SVB, de Sociale Verzekeringsbank. De premies voor de vrijwillige AOW-verzekering zijn niet mals, zodat de vraag is: óf die enorme bedragen betalen óf genoegen nemen met bijvoorbeeld een wat lagere AOW-uitkering op je vijfenzestigste. Per jaar dat geen premie is afgedragen, wordt de uiteindelijke uitkering met 2% gekort.

Het nog ingeschreven staan bij een Nederlandse gemeente garandeert niet dat bij een vestiging in het buitenland de opbouw van de AOW doorgaat en het Anw-risico is gedekt. Als het tot uitkering komt, onderzoekt de Sociale Verzekeringsbank waar het centrum van iemands leven de afgelopen jaren heeft gelegen. Als juridisch de economische en sociale banden voornamelijk in Frankrijk liggen, wordt dat land als woonland beschouwd en moet de opbouw van de AOW stoppen op het moment van vestiging in Frankrijk.

Ook de dekking van het overlijdensrisico uit de Anw is dan gestopt. Wil men van tevoren informatie over de verzekeringspositie, dan is die op te vragen bij de afdeling Basisadministratie Verzekeringen van de SVB in Amstelveen. Informatie over de vrijwillige verzekeringen is op te vragen bij de afdeling Vrijwillige Verzekering. Verdere informatie is aldaar ook te verkrijgen: Sociale Verzekeringsbank, kantoor verzekeringen, Postbus 357, 1180 AJ Amstelveen. Tel. 020 656 53 52, fax 020 656 51 00. Bezoekadres: Van Heuven Goedhartlaan 1, Amstelveen. E-mail: communicatie@svb.nl. Als men eenmaal 64 is en het jaar daarop recht heeft op een (gedeeltelijk) Nederlands ouderdoms- of weduwepensioen, moet men een aanvraag indienen bij de Franse Caisse de Sécurité Sociale. Als men niet meer verzekerd was of zelfs nooit verzekerd was in Frankrijk, dan moet men zelf de aanvraag doen bij de vestiging van de Sociale Verzekeringsbank in Breda, die de in Frankrijk wonende bedient. De caisse of de SVB moet weten in welke plaatsen in Nederland men achtereenvolgens heeft gewoond. De caisse stuurt, als men voor het Franse stelsel verzekerd is, de aanvraag door naar de Sociale Verzekeringsbank, Vestiging Breda, Afdeling Buitenland, Rat Verleghstraat 2, 4815 NZ Breda, Postbus 90151, 4800 RC Breda. Tel. 076 548 50 10, fax 076 548 50 90. Wijzigingen in de persoonlijke situatie moeten worden doorgegeven aan de SVB. Dat is niet alleen verplicht, maar niet-nakoming daarvan kan zelfs leiden tot boetes of kortingen op de AOW-/Anw-uitkering.


AOW-tegemoetkoming toch ook voor Nederlanders in het buitenland

Klijnsma
De Nederlandse overheid heeft besloten de gestopte uitkering MKOB aan Nederlanders in het buitenland met terugwerkende kracht toch uit te keren. Zij heeft geen zin om verdere procedures te gaan volgen na op de vingers getikt te zijn door de Europese Commissie en een uitspraak van de Nederlandse rechtbank. Beide instellingen hebben geoordeeld dat de MKOB (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen) wel degelijk ook moet gelden voor Nederlanders die niet voor 90% belastingplichtig zijn in Nederland. In een brief aan de Tweede Kamer leggen minister Lodewijk Asscher en staatssecretaris Jette Klijnsma van Sociale Zaken hun beslissing uit, die ook geldt voor de Tegemoetkoming arbeidsongeschikten (AO-tegemoetkoming). Hier de verkorte ‘vertaling’ van de brief.

In 2010 heeft het toenmalige kabinet besloten tot een besparing van € 120 miljoen op de toen bestaande AOW-tegemoetkoming die werd vervangen door de MKOB, die alleen werd uitgekeerd aan ouderen die voor ten minste 90% van hun wereldinkomen belastingplichtig waren in Nederland. Dat betekende in de meeste gevallen stopzetting van de tegemoetkoming aan Nederlanders in Europa en een ‘verdragsland’. ‘Voor zowel de MKOB als de AO-tegemoetkoming heeft de Europese Commissie een infractieprocedure ingesteld omdat zij onze mening niet deelt dat het gaat om fiscale regelingen en stelt dat zij geëxporteerd moeten worden binnen de Europese Unie/Europese Economische Ruimte/Zwitserland. Daarnaast heeft de Nederlandse rechtbank reeds geoordeeld dat de MKOB een uitkering bij ouderdom is die geëxporteerd moet worden,’ aldus de twee bewindslieden. Nederland moet nu toch deze tegemoetkomingen gaan betalen en bovendien met terugwerkende kracht plus rente vanaf het moment dat zij in het leven zijn geroepen. Dat was voor de MKOB op 1 juni 2011. Het ministerie en de Sociale Verzekeringsbank maken zich op om de uitbetaling in november 2013 te starten.

Deze MKOB heeft als doel oudere belastingplichtigen compensatie te bieden voor koopkrachtvermindering als gevolg van beleidsmaatregelen in de fiscale sfeer. De tegemoetkoming bedraagt nu € 28,14 bruto per maand bij 100% AOW en komt toe aan 2,8 miljoen gerechtigden. In 2011 was de bijdrage € 33,09 per maand en in  2012 € 33,65 per maand. De MKOB is in juni 2011 als alternatief geïntroduceerd voor de AOW-tegemoetkoming. Het doel van dit alternatief was tweeledig: de export van de AOW-tegemoetkoming beëindigen en een bezuiniging. Met de introductie van de MKOB werd een besparing van ongeveer € 120 miljoen per jaar gerealiseerd. De SVB zal worden gevraagd om nog in 2013 de tegemoetkoming toe te kennen. Het met terugwerkende kracht uitkeren van deze tegemoetkoming kost eenmalig € 300 miljoen. Voor de MKOB is in 2013 een bedrag van € 970 miljoen beschikbaar. Door het huidige bedrag van de MKOB ook uit te keren aan AOW-gerechtigden in de Europa en verdragslanden wordt het beschikbare budget structureel met € 90 miljoen overschreden. Het kabinet lost dit op door het huidige MKOB-bedrag van € 28,14 per maand generiek te korten.  Het nieuwe MKOB-bedrag wordt dan € 25,16 per maand.

Voor de AO-tegemoetkoming is in 2013 een bedrag van € 400 miljoen beschikbaar. Door de AO-tegemoetkoming te gaan exporteren wordt het beschikbare budget structureel met € 10 miljoen overschreden. Het kabinet lost dit op door het huidige AO-tegemoetkomingsbedrag van netto € 350 per jaar met ingang van 1 juli 2013 generiek met ongeveer 2,5% te korten. Het nieuwe AO-tegemoetkomingsbedrag wordt netto € 342 per jaar.
(25.05.13)


Pensioenen: Commissie daagt Nederland voor het Hof wegens discriminatie van gepensioneerden in het buitenland

SVB2

De Europese Commissie daagt Nederland voor het Hof van Justitie van de EU, omdat het geen nationale maatregelen heeft meegedeeld om een eind te maken aan de discriminatie van in het buitenland wonende gepensioneerden in verband met de “koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen“. De Nederlandse wetgeving bevat een discriminerende voorwaarde voor de verstrekking van deze tegemoetkoming.

In een Nederlandse wet, die op 1 juni 2011 in werking is getreden, is deze tegemoetkoming voorbehouden aan 65-plussers die kunnen aantonen dat ten minste 90% van hun wereldinkomen belastbaar is in Nederland. Dat betekent dat mensen die niet in Nederland wonen, in de praktijk niet voor deze tegemoetkoming in aanmerking komen. De Commissie heeft hierover een groot aantal klachten van burgers ontvangen, meldt de Commissie in een persbericht.

Volgens de EU-wetgeving inzake de coördinatie van de sociale zekerheid mag bij het recht op een ouderdomsuitkering niet als voorwaarde worden gesteld dat de gepensioneerde zijn of haar woonplaats heeft in de lidstaat waar hij of zij de uitkering betrekt. Door deze regel kunnen mensen na hun pensionering in een andere lidstaat gaan wonen zonder hun pensioen te verliezen.

Aangezien de koopkrachttegemoetkoming wordt uitgekeerd aan 65-plussers, dus aan mensen die de wettelijke pensioenleeftijd in Nederland hebben bereikt, wordt zij beschouwd als ouderdomsuitkering volgens de EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid, zoals die zijn uitgelegd door het Hof van Justitie van de EU. Dus zelfs wanneer deze tegemoetkoming in het nationale recht niet als zodanig wordt ingedeeld, gaat het hier volgens het EU-recht wel degelijk om een ouderdomsuitkering en moet Nederland deze ook uitkeren aan rechthebbenden op een wettelijk Nederlands ouderdomspensioen die in een andere EU-lidstaat of in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland wonen.

De nationale wet in kwestie werd aangenomen tegen het advies van de Raad van State in, die ervoor waarschuwde dat de gekozen benadering niet in overeenstemming was met de Nederlandse verplichtingen uit hoofde van het EU-recht. Ook de Commissie heeft de Nederlandse regering al in een vroeg stadium van het wetgevingsproces te kennen gegeven dat de voorgestelde wet niet in overeenstemming met het EU-recht zou zijn. Intussen hebben ook nationale rechterlijke instanties geoordeeld dat de discriminerende voorwaarden voor de verstrekking van de tegemoetkoming met het EU-recht in strijd zijn.

De Commissie heeft Nederland in mei 2012 gevraagd om een eind te maken aan de discriminatie van gepensioneerden in het buitenland, maar aan de Commissie zijn geen nationale maatregelen meegedeeld om de discriminatie te beëindigen, zo stelt het dagelijks bestuur van de Europese Unie vast.

In het forum van deze website zijn inmiddels adviezen verstrekt om alsnog bezwaarschriften in te dienen tegen het stopzetten van de tegemoetkoming. Bij een positieve uitspraak van het Hof staat het namelijk niet vast of de uitkeringen met terugwerkende kracht zullen worden betaald.
(21.02.13)


Gepensioneerden in het buitenland: klacht bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens niet ontvankelijk verklaard.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft de klacht van twee Nederlanders in het buitenland over de Nederlandse zorgverzekering niet ontvankelijk verklaard. Het EHRM heeft onderkend dat niet-ingezetenen anders zijn behandeld dan ingezetenen bij de herziening van het zorgverzekeringsstelsel, maar volgens het EHRM is er echter geen sprake van ‘vergelijkbare gevallen’.

Volgens het EHRM was de Zorgverzekeringswet primair bedoeld om een zorgverzekeringssysteem te creëren voor het Nederlandse grondgebied, niet voor het buitenland. Niet-ingezetenen vallen volgens het EHRM – door hun keuze om in een ander EU-land te gaan wonen – ook niet onder die wet maar onder de Europese verordening die bepaalt dat zij recht hebben op de zorg van dat EU-land. Dit maakt volgens het EHRM de situatie van ingezetenen anders dan die van niet-ingezetenen, wat er dan automatisch in resulteert dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen (omdat er geen sprake is van gelijke gevallen). Het beroep op het Hof voor de rechten van de mens was de laatste juridische mogelijkheid voor o.a. de Stichting Belangenbehartiging Nederlandse Gepensioneerden in het Buitenland in de sinds 2006 gevoerde strijd tegen de gevolgen van de Zorgverzekeringswet voor Nederlanders in het buitenland. ‘Wij hadden nog geklaagd over de overweging van de Centrale Raad van Beroep dat sprake is geweest van ‘bestuurlijke naïviteit’, zonder dat daar gevolgen aan zijn verbonden. Dit heeft het EHRM terzijde geschoven met de overweging dat sprake is geweest van uitvoerige nationale procedures en dat het niet zijn taak is om deze procedures (als vierde instantie) nog eens opnieuw te doen.
(12.11.12)


Koopkrachttegemoetkoming: Nederland moet einde maken aan discriminatie van buitenlandse gepensioneerden
De Europese Commissie heeft Nederland gevraagd een einde te maken aan de discriminatie van in het buitenland wonende gepensioneerden in verband met de koopkrachttegemoetkoming van oudere belastingplichtigen. Bij de verstrekking van deze tegemoetkoming past de Nederlandse regering een discriminerende voorwaarde toe. In een nieuwe Nederlandse wet, die op 1 juni 2011 in werking is getreden, is deze tegemoetkoming voorbehouden aan 65-plussers die kunnen aantonen dat ten minste 90% van hun wereldinkomen in Nederland aan de inkomstenbelasting onderworpen is. Dat betekent dat mensen die niet in Nederland wonen, niet voor deze tegemoetkoming in aanmerking komen.

De Commissie heeft hierover een groot aantal klachten van burgers ontvangen.Volgens het EU-recht mag bij het recht op een ouderdomsuitkering niet als voorwaarde worden gesteld dat de gepensioneerde zijn of haar woonplaats heeft in de lidstaat waar hij of zij de uitkering betrekt. Door deze regel kunnen mensen na hun pensionering in een andere lidstaat gaan wonen zonder hun pensioen te verliezen. Aangezien de koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen wordt uitgekeerd aan 65-plussers, dus aan mensen die de wettelijke pensioenleeftijd in Nederland hebben bereikt, wordt zij volgens de EU-regels voor de coördinatie van de sociale zekerheid beschouwd als ouderdomsuitkering. Zelfs wanneer zij in het nationale recht niet als zodanig wordt ingedeeld, gaat het hier volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU wel degelijk om een ouderdomsuitkering. Volgens het EU-recht moet Nederland deze tegemoetkoming ter waarde van € 33,65 per maand derhalve ook uitkeren aan gepensioneerden die in een andere EU-lidstaat of in Liechtenstein, Noorwegen, IJsland o fZwitserland wonen. Het verzoek van de Commissie heeft de vorm van een ‘met redenen omkleed advies’ in het kader van de Europese inbreukprocedures. Als Nederland in gebreke blijft, kan de Commissie besluiten deze zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie van de EU.De nationale wet in kwestie werd aangenomen tegen het advies van de Raad van State in, die ervoor waarschuwde dat de gekozen benadering niet in overeenstemming was met de Nederlandse verplichtingen uit hoofde van het EU-recht. Ook de diensten van de Commissie hebben de Nederlandse regering al in een vroeg stadium van het wetgevingsproces te kennen gegeven dat de voorgestelde wet niet in overeenstemming met het EU-recht zou zijn.
(06.06.12)


Bewijs van in leven zijn
Het bewijs van in leven zijn of de attestatie de vita is in Frankrijk, waar zo’n bewijs een certificat de vie heet, al enkele jaren geleden afgeschaft, maar Nederlandse pensioenfondsen vragen nog steeds om dat bewijs. Franse pensioenfondsen nemen genoegen met een attestation sur l’honneur (op erewoord). Organisaties buiten Frankrijk, zoals de Sociale Verzekeringsbank (SVB), doen dat niet. De burgemeester van de woonplaats kan een verklaring van in leven zijn afgeven op een speciaal hiervoor ontworpen formulier (Cerfa-nummer 11753*02). Mocht men op de Mairie niet bereid zijn de handtekening te plaatsen op het door de SVB of een andere organisatie verstrekte meertalige formulier, dan kan men aandringen op afgifte van het Cerfa-formulier. Uiteraard kan men voor een bewijs van in leven zijn nog steeds terecht bij de consulaire afdeling van de ambassade of bij een van de consulaire vertegenwoordigingen in Frankrijk. De kosten hiervoor zijn € 30.


Persoonlijke gesprekken zijn te voeren met:

Ad Vissers – avissers@svb.nl tel. 0031 765485661, Ans Vervaart – avervaart@svb.nl, tel 0031 765485669, Truus Kruisheer – tkruisheer@svb.nl, tel. 0031 765485666 en Rian van Loon – rvanloon@svb.nl, tel. 0031 765485665.

©2024 Communities Abroad  |  infofrankrijk.com

DISCLAIMER

Login

Forgot your details?