Wanden van gipskarton
Voorzetwanden of lichte (niet dragende) scheidingswanden van gipskarton op regelwerk (des doublages, des cloisons en placoplâtre sur ossature).
Normaliter willen wij in traditionele Franse huizen juist af van die kleine hokkerige vertrekken. Wij willen ruime lichte kamers. Waarom dus nieuwe scheidingswanden? Het kan zijn dat wij de oude scheidingswanden verwijderd hebben en op een andere plaats nieuwe willen hebben. Als wij een schuur omtoveren tot gastenverblijf moet daar natuurlijk een binnenindeling komen. Binnenisolatie van buitenmuren moet met een voorzetwand afgewerkt worden.
Of wij willen een onregelmatige lelijke muur achter een voorzetwand verbergen? De aangewezen technieken hiervoor zijn:
- Gipskarton op regelwerk (placoplâtre sur ossature)
- Gasbetonwanden (blocs en béton cellulaire).
- Gipsblokwanden (blocs plâtre).
Ik beschrijf hier voornamelijk voorzet- en scheidingswanden van gipskarton op regelwerk omdat die het meest gebruikelijk zijn (en omdat ik hiermee ervaring heb).
In hoofdstuk 9 geef ik nog een paar hints betreffende gasbetonwanden.
In dit artikel worden de basisstappen bij het plaatsen van een gipsplatenwand op een regelwerk behandeld. Hierbij zijn vier of vijf stappen te onderscheiden:
1. Plaatsen van het regelwerk
2. Plaatsen van leidingen en isolatie
3. Bekleden met platen
4. Afwerken van naden en randen
5. Oppervlakteafwerking: verven, behangen, soms ook pleisteren
En, omdat dit bijzondere gevallen zijn die op bijna alle voorgenoemde stappen van invloed zijn, nog een aantal hints voor:
6. Geluiddichte wanden
7. Iets ophangen aan gipskartonwanden
8. hoeken van gipskartonwanden
Deze stappen worden in de volgende hoofdstukken 1 t/m 8 behandeld. Aan het einde zijn een aantal nuttige websites vermeld.
1. Het stijl- en regelwerk (l’ossature)
Wanden van gipskarton, of het nu om niet dragende scheidingswanden (des cloisons) of om voorzetwanden (doublages) voor lelijke muren gaat, hebben een geraamte als ondersteunende constructie nodig. Dit kan van hout of beter van dunne gegalvaniseerde ijzeren profielen zijn. Gebruikt men hout, dan zijn tot normale kamerhoogtes van rondweg 2,70 m panlatten van 27×40 of 30×40 mm geschikt die om de 50 à 60 cm ondersteund en uitgeklost moeten worden; voor grotere hoogtes zou ik zwaardere profielen kiezen, bijv. 50×75 mm. Maar ik vind een onderconstructie van stalen profielen, die uit zichzelf recht en voldoende stabiel is, doelmatiger.
De profielen voor deze onderconstructie bestaan in breedtes van 36, 48, 62, 70, 90 en 100 mm, alle gezet uit gegalvaniseerde plaat van 0,6 mm.
Normaal gebruikt men U-vormige en C-vormige staalprofielen, zie afbeelding 1. De U-profielen worden als onder- en bovenligger gebruikt, de C-profielen als staander in de U-profielen. Gebruikelijke lengtes van de profielen zijn 2,6, 3,0, 3,6 en 4,0 m. Er bestaan ook verbinders om twee lengtes van hetzelfde profiel aan elkaar te koppelen, maar gezien de daardoor verminderde stijfheid van de constructie is dit voor kamerhoge staanders niet aan te raden.
De eerste stap is het kiezen van de juiste profielbreedte, dus de dikte van het geraamte. Voor voorzetwanden is tot een hoogte van ca.3 m een 48 mm-profiel voldoende. Bij scheidingswanden waar aan de geluidsdemping hogere eisen gesteld worden, zijn bredere profielen of twee rijen van normale profielen nodig. Zie hoofdstuk 6.
1.1 Het plaatsen van de ossature
Het geraamte (ossature) moet op een stijve ondergrond staan. De draagkrachtvan de ondergrond is bij voorzetwanden of lichte scheidingswanden zelden een probleem. Een verende ondergrond is wel iets dat vermeden moet worden. Bij voorzetwanden is er geen probleem omdat die zo dicht bij de dragende wand staan, dat de doorbuiging daar verwaarloosbaar is. Maar wie middenin het huis een scheidingswand plaatst, moet er toch zeker van zijn dat die niet op een ‘swingbodem’ staat. Er bestaan mogelijkheden een verende bodem stijver te maken, zie bijv. hier.
De opbouw van het geraamte (ossature) is in de folders en websites van de fabrikanten van gipskarton beschreven, zie bijv. de referenties 7-12 in hoofdstuk 10. De essentie is steeds dat op de vloer een U-profiel (rail) bevestigd wordt en tegen het plafond een tweede U-profiel loodrecht boven het eerste profiel en dat de C-staanders in deze profielen gezet worden.
Meestal is het het handigste eerst het bovenprofiel te plaatsen en van daaruit met een schietlood de plaats van het basisprofiel vast te leggen.
Deze U-profielen worden met gebruikmaking van Compriband tegen vloer en plafond geschroefd. Het Compriband, dat op de rol op 20% van zijn dikte samengeperst is, vult dan door langzame uitzetting alle onregelmatigheden van de ondergrond op; hierdoor worden geluidslekken vermeden en ook de kans op geluidsoverdracht van de vloer (loopgeluid) vermindert. De zelfklevende zijde van het band altijd op de vlakste voegzijde kleven, dus meestal op het stalen profiel. Bij Rigips (merknaam van het St.Gobain-concern) heet dit band Riband. Gebruikelijke maten zijn (na volle uitzetting) 20×20 en 20×40 mm, op de rol samengeperst tot 4×20 resp. 4×40 mm.
Gebruik voor het vastzetten van de profielen de aan het materiaal aangepaste schroeven, bij beton of metselwerk ook pluggen, en plaats die om de 60 à 75 cm. Bij erg onregelmatige vloeren zou ik eerst een houten drukbalk van bijv. 48×50 mm plaatsen en de ontstane holtes onder deze balk afsmeren of volspuiten. Natuurlijk moet bij het onderprofiel rekening worden gehouden met eventuele deuren, zie 1.2. Tussen deze boven- en onderprofielen plaatst men dan de staanders met C-profiel (les montants) op een onderlinge afstand van 60 cm, want de platen hebben een breedte van 120 cm en dienen halverwege ondersteund te worden. Men begint het beste bij een muur en werkt van daaruit in de richting van de tegenover liggende muur. Ook de eerste staander die tegen de wand ligt, wordt op schuimband gezet om geluidsproblemen te voorkomen. Ik plaats steeds de eerste staander op 50 cm afstand van de wand en de tweede op 110 cm omdat ik van de eerste plaat de afgeschuinde rand afsnijd (zie onder 3.1). Natuurlijk komen ook rechts en links van een deuropening staanders, en men kan dan van daaruit de plaatsing van de overige staanders bepalen. De staanders worden ca.10 mm korter genomen dan de afstand tussen vloer en plafond, binnenin de reeds geplaatste U-profielen gemeten.
De staanders worden in de boven- en onderrail geklemd, niet geschroefd! Dat gaat makkelijk omdat de buitenmaat van de C-staanders gelijk is aan de binnenmaat van de U-liggers die iets veren. Alle profielen worden het beste met een blikschaar op lengte gebracht; ik gebruik hiervoor een licht getande blikschaar met dubbele hefboom, zie afb.2.
Men knipt eerst de zijkanten in, knikt het profiel en knipt dan de rug door. Meer geavanceerde gereedschappen zoals een elektrische knabbelschaar of nibbler (cisaille grignoteuse) werken aangenamer maar zijn echt niet nodig. Zagen is bij de verende profielen onhandig, een ik zou beslist geen slijptol gebruiken.
style=”display:inline-block;width:468px;height:60px”
data-ad-client=”ca-pub-9165390353520302″
data-ad-slot=”4676870402″>
Regel voor plaatsing van de profielen is steeds:
- een gipsplaat van 12,5 mm dik laat bij verticale stand (muurafwerking dus) een vrije overspanning van 60 cm toe,
- een gipsplaat van 12,5 mm dik laat bij horizontale plaatsing (plafond dus) een vrije overspanning van 40 cm toe.
- Algemeen: vrije overspanning verticaal max. 50x de plaatdikte, horizontaal max. 35x de plaatdikte (zie bijv. referentie 12 in hoofdstuk 10: www.xella.de.)
Gipsplaten van 9,5 mm dik of 60 cm breed zijn in Frankrijk minder gebruikelijk. De 12,5 mm-platen worden overigens 13 mm genoemd, de 9,5 mm-platen 10 mm. Lengtes van 2,4 2,6 2,8 3,0 3,2 en 3,8 m zijn gebruikelijk (maar niet overal op voorraad). De meest courante maat is 1,2×2,6 m, 12,5 mm dik. 15 mm dikte bestaat ook.
Hier nog eens de bevestigingsmiddelen voor de profielen en de platen op de profielen op een rijtje:
- de liggers worden bij beton of met slagpluggen of pluggen en schroeven vastgezet,
- bij holle stenen (parpaings) of reeds bestaande gipskartonwanden worden de profielen met schroeven in hollewand-pluggen bevestigd,
- op houten constructieonderdelen zijn de voor de beplating gebruikelijke zelftappende gipsplaatschroeven van 3,5x25mm goed te gebruiken om de U-profielen vast te zetten,
- de platen worden op metalen ossatures met trompetkopschroeven van 3,5×25 vastgezet, op houten ossatures met trompetkopschroeven van 3,5×35.
1.2 Deuropening in de ossature
Waar in de nieuwe scheidingswand een deur komt te zitten, moet in de ossature met de deuropening rekening gehouden worden. De onderste ligger wordt op de plaats van de kozijnstaanders ingeknipt en er worden stukken van 15 à 20 cm omhoog gebogen, zie afbeelding 3.
Op de kozijnligger wordt dan tussen deze twee C-profielen een U-profiel gezet ; dit is van te voren ingesneden en om 90° opgebogen. Het wordt door schroeven op het kozijnhout vastgezet, zie afb. 5.
Tussen deze traverse en het plafond verdubbelt men het staanderprofiel om een betere stabiliteit te verkrijgen, zie afb.6.
Deze constructieonderdelen worden met elkaar door schroeven verbonden; dit is een uitzondering op de regel ‘staanders niet schroeven’. Dus de C-staanders aan het vloerprofiel vastschroeven, het dwarsliggende U-profiel boven het kozijn aan de C-staanders vastschroeven, en deze C-profielen onderling en aan het plafondprofiel, zie afb. 6. Hiervoor gebruikt men zelftappende plaatstaalschroeven van 3,5×15 mm (vis autoforeuses pour tôle) zie afb. 7.
Zet voor de stabiliteit en de bevestiging van de scharnieren aan beide zijden een passende houten regel in de C-staander (zie afbeelding 8).
Voor andere openingen in en aanpassingen van ossatures zijn soortgelijke oplossingen te bedenken.
Het aanbrengen van stalen kozijnen werkt anders. De stijlen van stalen kozijnen grijpen als het ware om de gipswand heen. De gipsplaten moet u dan aan beide zijden tussen kozijn en staander schuiven.
1.3 Problemen met een ossature in oude huizen
De handleidingen van de fabrikanten en ook de beschrijvingen onder 1.1 en 1.2 gaan alle uit van een rechttoe-rechtaansituatie, dus een kamer met rechte muren en een glad plafond. Maar wat te doen als je in een vertrek met mooie zichtbare plafondbalken een voorzetwand wilt plaatsen? Hier pas ik de volgende werkwijze toe:
- Ik plaats het bovenste profiel van onder tegen de plafondbalken; bij onregelmatige balken kan het nodig zijn hier en daar uit te klossen, zie afb.9.
- Ik breng het vloerprofiel loodrecht hieronder aan zoals hiervoor beschreven.
- Dan plaats ik de C-staanders tussen deze twee horizontale profielen.
- Tussen de balken breng ik tegen het plafond korte stukjes C-profiel aan, waarvan de voorkant precies gelijk ligt met de overige profielen. In plaats van de C-profielen kan men hier ook latjes van bijv. 30×40 mm plaatsen, zie afb.10. Ik wil niemand tegenhouden ook tegen de zijkanten van de balken profielen of latjes te plaatsen, maar dit is meestal niet nodig.
Een beetje reken- en/of tekenwerk is nuttig, wil men voorkomen dat staanders (en dus naden van de platen) op erg ongelukkige plaatsen terechtkomen, bijv. net naast een balk. Het beste zijn staanders onder de balken, maar dat lukt alleen als deze op en entraxe (= hart op hart) van 60 of 120 cm liggen.
Hierbij nog een opmerking: op afb. 9, 10 en 11 is te zien dat ik daar waar de naden van de platen komen te liggen, dubbele C-profielen rug tegen rug geplaatst en met elkaar verschroefd heb; dit omdat de betreffende vertrekken betrekkelijk hoog waren.
Onder schuine daken wordt gewoon een U-profiel in het schuine geplaatst en de C-staanders worden, schuin afgesneden, hierin geplaatst, zie afbeelding 11.
Ossature onder een schuin dak
Maar wat te doen als een muur overhelt? Ik had in ons huis een muur die behoorlijk uit het lood stond, de bovenkant kwam rechts 8 cm en links iets van 15 cm de kamer in; de muur was als het ware ‘scheluw’. Waar voldoende ruimte is, zou ik het bovenprofiel van de voorzetwand dan gewoon boven tegen de muur leggen, het onderprofiel ligt dus 15 cm voor de muur. Bij een 48 mm-profiel en 12,5 mm beplating komt de onderkant van de wand dan rond 21 cm de kamer in. In een smal halletje (un couloir) vond ik dat te veel en heb daarom een combinatie van een metalen ossature en een verlopend houten regelwerk toegepast. Ik heb het horizontale bovenprofiel simpelweg op die hoogte gelegd waar het nog kon, daaronder de metalen ossature en erboven taps toelopende houten latjes (scheggen). Elegant is anders, maar zo heb ik de voorzetwand toch 48 mm dichter bij de muur gekregen. Afb. 12 toont het principe (sterk overdreven, om de bedoeling duidelijk te maken), afb. 13 de uitvoering. Let wel: het ging hier om een binnenwand, dus niets van isolatie!
De hier onder de punten 1.1 t/m 1.3 beschreven werkwijze geldt voor voorzetwanden en scheidingswanden waaraan geen bijzondere eisen aan geluidsdemping gesteld worden. Geluidswerende tussenwanden worden in hoofdstuk 6 beschreven.
2. Plaatsen van leidingen en isolatie
Holle wanden en voorzetwanden zijn uitermate geschikt om leidingen te plaatsen: elektra, water- of CV-leidingen. Flexibele buizen voor elektrische leidingen kunnen gewoon door de gaten van de staanders geregen worden, zie afb. 14 en 15. Water- en CV-leidingen kunnen beter achter de ossature geplaatst worden, zie afb.16. Warmwaterleidingen worden geïsoleerd om het warmteverlies te beperken. Koudwaterleidingen zou ik ook isoleren, dit om condensvorming te voorkomen, CV-leidingen niet, laat die maar rustig een beetje warmte achter de gipskartonplaten afgeven.
Waar isolatie gewenst is (bijv. bij een voorzetwand voor een buitenmuur) zou ik de voorzetwand zo ver voor de muur plaatsen dat er voldoende ruimte is voor 100 à 150 mm glas- of steenwolmat. Denk ook aan het misschien nodige vochtscherm zoals aangegeven in het stuk over isolatie. Bij binnenwanden gaat het meestal niet om thermische isolatie maar om geluidsdemping. Dit wordt in hoofdstuk 6 behandeld.
Voorzetwanden voor vochtige muren dienen van achteren belucht te worden. Dampremmende lagen zijn hier uit den boze! Zie op deze website onder Isolatie,
3. Bekleden met gipskartonplaten
3.1 Platen op maat maken
Als de ossature staat en de nodige leidingen geplaatst zijn, is het aanbrengen van de gipsplaten de volgende stap. Dat de onderlinge afstand van de staanders aan de breedte van de platen aangepast moet worden, is al genoemd. De platen worden 1-1,5 cm korter gemaakt dan de afstand tussen vloer en plafond. Deze kier, die het opzuigen van vocht voorkomt, wordt later door de plint afgedekt. Gipsplaten snijdt u met een Stanleymes op de zichtkant langs een stalen liniaal of een van de profielen die voor de ossature gebruikt worden goed diep in, vervolgens breekt u de plaat en snijdt het karton aan de achterkant door, eveneens met een Stanleymes. Uitsparingen voor balken etc. zaag je er men met een decoupeerzaag of een fijngetande schrobzaag uit. Boringen voor de inbouwdozen van stopcontacten en lichtschakelaars boort men met een gatenzaag (scie cloche).
Hier nog even een hint:
Ik snijd van de eerste plaat die aan een bestaande wand aansluit steeds het afgeschuinde stuk af om dat niet op te moeten vullen. Bij het plaatsen van de ossature heb ik hiermee reeds rekening gehouden, zie 1.1.
De plaat wordt dan met een brede beitel als hefboom, (3) in afbeelding 18, strak tegen het plafond opgewipt, en de platen worden met hun zijkant strak tegen elkaar geplaatst. Als de eerste vier schroeven geplaatst zijn blijft de plaat reeds op zijn plaats.
Er bestaan ook speciale plaatlifters, afbeelding 17, en men kan hiervoor ook een deurlifter gebruiken, (1) in afb. 18; wiggen of andere hulpmiddelen zijn minder geschikt. Ik heb ook al eens een steekwagen gebruikt.
Bij het beplaten rond deuren is het belangrijk ervoor te zorgen dat er geen naad zit in het verlengde van de kozijnstaanders, afbeelding 19, en rond deuren is het beter een geringere onderlinge afstand tussen de schroeven te kiezen, want door het dichtslaan van de deur kunnen behoorlijke krachten ontstaan!
Details over de te gebruiken schroeven en gereedschappen zijn in 3.3 beschreven.
3.2 Beplating in oude huizen
Problemen die in oude huizen bij de ossature op kunnen treden zijn onder 1.3 behandeld. Als er plafondbalken zijn die in het zicht blijven, moeten de gipskartonplaten op de plaats van de plafondbalken uitgesneden worden. Als men dit goed wil doen, met spleten van 5 mm of minder, dan is het maken van een kartonnen mal vaak handig. Bij erg onregelmatige balken is het makkelijker de spleten iets groter te laten (5-10 mm, zie afb. 20) en deze dan op een geëigende manier op te vullen.
Geschikt is bijv. het opvullen met PUR-schuim (mousse poly-uréthane), dat na uitharden tot iets onder het wandvlak weggesneden wordt, waarna het oppervlak met gips afgewerkt wordt, afb. 21 en 22. Voor het wegsnijden gebruik ik een asymmetrische toffelzaag; een kartelmes (broodmes) is ook geschikt. Voor het afwerken van de schuimvulling kan hetzelfde mengsel gebruikt worden waarmee de naden afgesmeerd worden.
Afbeelding 21 Afbeelding 22
Spleet met PUR-schuim volgespoten PUR-schuim met kartelmes afgesneden
De aansluiting bij niet rechte wanden, bijvoorbeeld een mur en pierre, vergt ook enige inventiviteit. Een beproefde methode is het aftekenen met een stukje hout. Schuif de gipskartonplaat tegen de onregelmatige muur en neem de contour van de onregelmatige muur over met een houten mal waarin een gat geboord is dat van de rand even ver verwijderd is als de grootste spleet breed is, (1) in afbeelding 23. Zaag dan de afgetekende onregelmatige rand met een decoupeerzaag af, bepaal de plaats van de staander, die nu natuurlijk niet precies op 110 of 50 cm afstand van de muur komt te staan, en zet de plaat vast. Zie de acties (1-3) in afbeelding 23 (de onregelmatigheden zijn sterk overdreven).De nog verblijvende spleet wordt elastisch afgekit, zie afbeelding 24.
Afbeelding 23 Afbeelding 24
Het aftekenen van een onregelmatige muuraansluiting Naadafwerking met acrylaatkit
1 grootste afstand opnemen
2 hout met gat op deze afstand maken, hiermee de snijlijn aftekenen
3 na het zagen gipsplaat tegen muur schuiven
3.3 Platen vastschroeven
De gipskartonplaten worden met speciale zelftappende schroeven met trompetkop op de ossature vastgeschroefd, 3,5×25 (=3,5 mmø en 25 mm lang) voor metalen profielen, 3,5×35 voor hout, zie afb. 25. De normale afstand tussen de schroeven is 250 à 300 mm, bij deurkozijnen 150 à 200 mm. Het is goed de schroeven links en rechts van een naad te laten verspringen, de schroeven als het ware in een zigzaglijn te plaatsen, en niet dichter dan 10 mm van de rand. Op de boven- en onderliggers worden de platen met een schroefafstand van 300 mm vastgeschroefd.
Afbeelding 25 Afbeelding 26.1 Afbeelding 26.2
Trompetkopschroef Bits voor trompetkopschroeven
Voor de plaatschroeven bestaan speciale bits, een soort kruiskopbit met een kraag. Als de kraag op de plaat opzet, laat de bit los. Zo komen de schroefkoppen 0,3 à 0,5 mm onder het oppervlak te liggen; zij trekken de papierlaag iets naar binnen zonder deze te laten scheuren. In grotere verpakkingen gipsplaatschroeven zit meestal een gratis bit. Deze bits zijn uit een stuk en zij laten op de gipsplaat meestal een lelijke kring achter. Beter dan deze gratis bits zijn de tweedelige exemplaren, een metalen bit met een daarop draaiende metalen of kunststofring; deze ring blijft op het plaatoppervlak rusten terwijl de bit nog even doordraait, zie afb. 26. Maar soms gebeurd het ook met deze bit dat de schroefkop nog niet helemaal ‘onder niveau’ is, dan helpt alleen nog een beetje met een gewone PZ-bit aandraaien. Voor de professionals bestaan ook speciale (accu-) schroefmachines voor gipsplaatschroeven met een ingenieuze instelbare ratelkop en automatische toevoer van de schroeven – zijn tegenwoordig redelijk betaalbaar, zie. de relevante websites, bijv die van Makita.
Er bestaan ook watervaste platen voor vochtige ruimtes, die betegeld kunnen worden. Deze zijn meestal groen en heten hydrofugé of placoplâtre marin. De verwerking ervan is net zo als de gewone platen, het betegelen (lijmen) gaat net zo als op andere ondergronden; men dient wel op een goede naadafdichting tussen vloer en wandplaten door middel van kimband etc. te letten.
4. Naden en schroefgaten van gipskartonplaten afwerken
Om zonder verdere afwerklaag, alleen met verven, een goed resultaat te bereiken, moet men de naden van de platen platvol afwerken. Hiervoor gebruikt u platen met afgeschuinde zijkanten. De Franse aanduiding is BA = bords amincies; een 12,5 mm dikke plaat met afgeschuinde kanten, die 2,5 m lang is, heet dan BA13-2500. Deze plaat heet bij Knauf HRAK = Half Ronde Afgeschuinde Kant. De zijkanten van deze platen zijn op 50 mm breedte afgeschuind tot ca. 80% van de plaatdikte. Deze platen worden, zoals eerder beschreven, op het regelwerk strak tegen elkaar geplaatst, dus zonder spleet ertussen.
De naden van afgeschuinde platen, dus de bords amincies, worden als volgt afgewerkt, zie ook de in hoofdstuk 10 onder no. 4 genoemde video:
- Voeggips (voegvuller, jointfiller, plâtre pour joints) volgens de handleiding aanmaken: gips in het water, niet andersom. Mengen, liefst met een verfmenger (malaxeur) in de boormachine. Het mengsel 2-3 minuten laten rusten, nog eens doorwerken, en dan pas gebruiken. De mengverhouding zo kiezen dat het goedje net niet van een ondersteboven gehouden plamuurmes valt.
- Dan zijn de stappen:
- Papieren voegband op lengte knippen, met een spons bevochtigen (of in water leggen en zachtjes uitknijpen). Het voegband heeft een breedte van 50-60 mm; ik gebruik liever geen zelfklevend voegband of gaas. Er bestaat ook niet-zelfklevend voegband van glasvezelvlies.
- Met een plamuurmes van 60-80 mm breedte in de voeg een laag voeggips aanbrengen.
- Voegband opleggen.
- Dit voegband over de hele lengte, van boven naar beneden, met schuin gehouden plamuurmes aandrukken, het gips moet aan beide kanten eruit puilen. De bedoeling is dat het papierband iets dieper ligt dan het omgevende plaatoppervlak, maar er moet niet alle gips eronder uit gedrukt worden.
- Meteen een tweede laag gips aanbrengen en met een plamuurmes van 150-200mm breedte uitstrijken.
- Gips dat buiten de afgeschuinde voeg terecht gekomen is meteen verwijderen.
- Dit laten drogen (herkenbaar aan een doffe lichte kleur, duurt meestal 8 à 12 uur).
- Schuren, het liefst met een schuurblok, korrel 60 of fijner.
- Een derde laag gips, maar nu ‘finisher’, met een plamuurmes van 150-200 mm breed aanbrengen. Zonodig nog eens licht schuren, korrel 100 of fijner.
Moeten gipsplaten met hun kopse kanten tegen elkaar gelegd worden, bijv. als de te bekleden wanden hoger zijn dan de plaatlengte, of bij grote plafonds, dan moet aan de kopse kant van beide platen een afschuining aangebracht worden, bijv. 10×10 mm of 45o zodat er een diepe V-naad ontstaat. Dit kan met een rasp gebeuren, het beste toch met een kantenschaaf, bijv. ‘Surform’-gereedschap van Stanley. De kopse stoot moet op een regel komen te liggen, of er moet een regel achter geschroefd worden (plank, spaanplaat of multiplex van bijv. 20 mm dik en 100 mm breed, bij platen van 120 cm breed ongeveer 100 à 110 cm lang, tussen staanders met 60 cm h.o.h ongeveer 50 cm). Kruisvoegen dienen vermeden te worden, de naden moeten verspringen zodat de platen in baksteenverband liggen, afb. 27. Deze naden worden zonder voegband afgewerkt. Zie afbeeldingen 28 en 29. Het gaat op deze afbeeldingen weliswaar om plafondplaten, maar het principe is hetzelfde.
Afbeelding 27
Naden nooit in elkaars verlengde, steeds versprongen (baksteensgewijs)
Afbeelding 28
Afbeelding 29
Afwerken van V-naden, hier in plafondplaten
Schroeven en alle kleine beschadigingen worden met hetzelfde voegmateriaal, maar natuurlijk zonder voegband, afgewerkt en dan geschuurd – ook dit zo nodig in meerdere arbeidsgangen. Als bij het schuren een schroefkop vrij komt moet men deze onmiddellijk iets dieper indraaien en dan goed afsmeren.
Zoals bij alle oppervlakteafwerkingen geldt ook hier: bij twijfel nog een laag!
Alle kleine oneffenheden verdwijnen namelijk in een gladde verflaag niet, zij worden na het verven juist meer zichtbaar, vooral bij strijklicht (lumière rasante). Een verflaag of behang met ietsje structuur daarentegen camoufleert kleine oneffenheden.
Op de website van een fabrikant van voeg- en vulmiddelen heb ik gevonden:
De naadafwerking is het visitekaartje van de gipskartonplaatverwerker. Deze techniek vormt het sluitstuk van het werk en weerspiegelt de kwaliteit daarvan. Het doel van de naadafwerking is een gelijkmatig en volkomen vlak wand- of plafondoppervlak, ook bij strijklicht (lumière rasante).
Het is overigens typerend dat de fabrikanten het over het afvoegen in een arbeidsgang hebben, maar toch nog voegmiddel en afwerkpleister (finishers) separaat aanbieden.
Waar de gipsplaten van muur en plafond elkaar raken, is een elastische afdichting met overschilderbare acrylaat-voegenvuller (uit een koker, met kitspuit te gebruiken) beter dan afgipsen, omdat muren en houten plafonds andere uitzettings- en krimpbewegingen maken waardoor later scheuren kunnen ontstaan. Vooral bij een oud huis zijn de verschillen in uitzettingscoëfficiënt van de diverse materialen niet verwaarloosbaar en voral niet voorspelbaar, en er kunnen ook zettingverschijnselen optreden. Siliconevuller zoals die voor betegelingen toegepast wordt, is hiervoor niet geschikt, want die is niet overschilderbaar.
De meest voorkomende fouten bij de naadafwerking zijn:
- Ingevallen naden: Men heeft een laag te weinig aangebracht of dacht ‘het zou na het verven wel goed zijn’.
- Opbollend papierband: Het naadband was niet goed bevochtigd. Remedie: De ‘blaren’ met een superscherp (ongebruikt) Stanley-mes kruiselings opensnijden, goed bevochtigen, en met verse gips weer vastzetten. Helaas moet hierna nog een of twee keer geëgaliseerd worden.
- Opgeschuurd papierband: Als het naadband niet diep genoeg ingedrukt was, rafelt het bij het schuren. Beter meteen goed diep indrukken.
Afwerken van binnen- en buitenhoeken
Binnenhoeken (angle rentrant) van gipskartonplaten, bijv. in de hoeken van een kamer, hoeven normaliter niet verder afgewerkt te worden; wie wil, kan hiervoor gewoon voegband gebruiken. Dit is of zelfklevend of wordt met gips vastgezet. Kleine kieren kunnen ook met acrylaatkit worden volgespoten. Zie ook hiervoor de video ref. 4 in hoofdstuk 10.
Bij buitenhoeken (angle sortant) is de kans op beschadigingen steeds groot. Daarom bestaan hiervoor naast gewone niet-verstevigde ook verstevigde hoekbanden. De verstevigde banden dragen aan weerskanten van de breuklijn metalen strippen, zie afb. 30. Ook dit band is zelfklevend of niet. Een andere mogelijkheid is geëxponeerde buitenhoeken met opgespijkerde profiellatjes (L-profiel) af te werken, zie afb. 31. Die vallen natuurlijk op; latjes die bij de stijl van het vertrek passen en de hoek juist accentueren zijn een oplossing.
Afbeelding 30-1 Afbeelding 30-2
Afwerkband voor buitenhoeken
Afbeelding 31
Randafwerking met een houten L-profiel
5. Oppervlakteafwerking
Gipsplatenwanden worden meestal met een van de gebruikelijke muurverven afgewerkt. Maar rol- of sierpleister is ook mogelijk (crépi décollable).
Vóór het verven of een andere afwerking moet een gipskartonwand of -plafond met de stofzuiger of een vochtig doek stofvrij worden gemaakt. Gipskartonplaten (placoplâtre) steeds voorstrijken met diepgrond (soucouche, enduit, couche primaire pour placoplâtre), dat neemt de zuigwerking van het gips weg. U bespaart op verf en het resultaat wordt veel mooier, gelijkmatiger.
Behangen van gipskartonplaten is ook mogelijk; maar let op: behang kan van gipsplaten niet door afstomen verwijderd worden! De kartonlaag zou dan van de gipsmassa los kunnen laten. Breng, als u wilt behangen, op de naadafwerking (waar immers geen karton zit) een dag van tevoren verdunde behanglijm aan. Dit past de zuiging aan die van het karton aan en voorkomt dat het behang op de naden minder goed hecht of zelfs gaat loszitten. Behangen met glasvezeldoek is ook een optie – kwestie van smaak; hierbij worden kleine onregelmatigheden gecamoufleerd.
De onderkant van de beplating wordt na het verven of behangen met een plint afgewerkt die qua vorm en grootte bij de stijl van de kamer past. De plintenworden niet voor niets pas na het verven of behangen geplaatst, en de plinten worden vanzelfsprekend eerst geschilderd, dan op maat gezaagd en geplaatst.
De plinten schroeft men bij voorkeur op de staanders van de ossature vast. Bij de moderne ca. 12 mm dunne plinten zijn schroeven van 3,5×35 mm voldoende, bij dikkere plinten moet men langere schroeven nemen. Waar niet op de staanders geschroefd wordt, moeten gipsplaatpluggen geplaatst worden, zie hier.
Plinten kunnen ook met montagekit worden gelijmd.
Stuken en tegelzetten op gipskarton
Gipskartonplaten worden normaal niet gestuukt. Als toch gestuukt moet worden, dienen altijd stucplaten gebruikt te worden die met een ander soort karton afgewerkt zijn (enkellaags en geperforeerd). Wanneer iemand toch standaard gipsplaten toepast om te stukadoren, dan kan dat alleen met een speciale primer. U dient bij de leverancier van het stucpleister te informeren welke primer op gipskarton aangebracht moet worden. Anders bestaat het gevaar van peeling, wil zeggen dat de papierlaag loslaat.
Als men gipskartonwanden wil betegelen dienen watervaste platen toegepast te worden. Zie de opmerkingen onder 3.3. De werkwijze bij het tegelzetten is zoals gewoon: tegels lijmen en watervast afvoegen, hoek-naden elastisch afkitten.
Nog een tip:
Wie in een bestaand huis een badkamer wil creëren wordt vaak geconfronteerd met wanden die niet haaks op elkaar staan. Dat levert dan bij het betegelen veel snij- en aanpaswerk op en het resultaat is ook esthetisch onbevredigend. Als u toch voorzetwanden plaatst die dan met betegelbare watervast gipskartonplaten bekleed worden, dan kunt u deze voorzetwanden beter haaks zetten. Dat wil zeggen: de ossatures niet overal evenwijdig met de bestaande muren plaatsen maar precies haaks op elkaar. Ga bijvoorbeeld van de wand met de ingangsdeur uit en zet van daar uit alles haaks uit. Het haakse uitzetten doet men het beste met de regel van Pythagoras: zet twee lijnen met de lengtes 3 en 4 uit, de verbinding van de eindpunten moet dan 5 lang zijn.
6. Geluidsdemping
Bij voorzetwanden voor buitenmuren is thermische isolatie geboden. Maar bij scheidingswanden binnenshuis gaat het om geluidsdemping. In alle gevallen waar geluidsdemping gewenst is, moet bijna iedere stap met zorg worden gekozen en uitgevoerd. Dat omvat de opbouw van de ossature, de vulling ervan, en de beplating en afwerking. De gipskartonplaten kunnen namelijk als klankbord werken, en de staanders als geluidsbrug. Klankbordwerking wordt vermeden door een buigslappe constructie, en meer massa betekent gewoon meer demping en een hogere eigenfrequentie. Sommige van de hier beschreven technieken zijn beproefd bij klaslokalen in scholen en tussen patiëntenkamers in ziekenhuizen.
De te nemen maatregelen zijn (oplopend van ‘een beetje verbetering’ naar ‘sterk geluidswerend’):
- Andere (verende) staanders gebruiken.
- Akoestische spouwvulling toepassen.
- Dubbele beplating.
- Staanders om en om plaatsen.
Het summum zijn om en om geplaatste staanders met spouwvulling en dubbele beplating.
Als men ‘net een beetje meer’ aandacht aan geluidsoverdracht wil besteden, kan men speciaal hiervoor gemaakte staanders toepassen, bijv. Montant STIL® MSP 48-50 van Saint-Gobin, no. 15 in hoofdstuk 10.
Afbeelding 32
Geluiddempende staander met verende en geperforeerde rug
De truc is dat de ‘rug’ van de C-profielen niet doorlopend maar onderbroken en verend is, zie afb. 32. De wand wordt hiermee niet dikker dan normaal, er wordt alleen door de speciale ‘verende’ profielen de geluidsoverdracht van het ene naar het andere oppervlak iets verminderd. En natuurlijk worden alle randprofielen boven, onder en aan de zijkanten op compriband gezet. Uit de genoemde placo-website heb ik ook de Franse aanduidingen voor geluidswerende scheidingswanden genomen. Bij normale scheidingswanden spreekt men van cloisons de distribution, geluidswerende afscheidingen zoals die vooral bij scholen en ziekenhuizen nodig zijn, heten cloisons séparatives.
Meer geluidsdemping wordt verkregen door het plaatsen van geluiddempende matten tussen de gipsplaten. Men moet wel erop letten een isolation phonique en niet een gewone (goedkopere) isolation thermique te kopen.
Maar het beste middel voor ultieme geluidsdemping is steeds de ontkoppeling van voor- en achterkant van een wand en een zwaardere beplating ervan. Voor een complete ontkoppeling is het nodig een dubbele ossature toe te passen. Er worden dus twee boven- en twee onderrails, de bekende U-profielen van 48 mm, met een onderlinge afstand van 50 à 60 mm naast elkaar geplaatst, en natuurlijk op compriband. De schroeven van de rails zou ik niet te vast aantrekken, het band moet niet weer totaal gecomprimeerd worden. De staanders worden dan om en om in de rails geplaatst; men begint dus aan de ene kant met een afstand van 30 cm en dan met steeds 60 cm verder, en aan de andere kant met 60 cm. Zie afb. 33. Hiertussen wordt dan een zigzaggende laag steenwol van 100 mm gezet, zie afb. 34. Ik zou hiervoor de halfstugge matten van isolation phonique nemen, die zakken niet uit.
Afbeelding 33
Principiële opbouw van een geluidswerende binnenwand. Horizontale doorsnede.
Twee ossatures op afstand geplaatst, met versprongen staanders en dubbel beplaat
Afbeelding 34
Geluidswerende binnenwand, geluidsisolatie geplaatst
Bij de beplating begint men aan de 60-60-60-kant met een hele plaat, en als men aan de 30-60-60-kant met een op 90 cm gesneden plaat begint, verspringen de naden van de twee kanten vanzelf. De naden van deze eerste laag, het beste de gewone BA13-platen, kan men afplakken. Verder afwerken is niet nodig. Op deze beplating komt dan een tweede (ook weer BA13) waarvan de naden ten opzichte van de eerste om een halve plaatbreedte, 60 cm dus, verspringen, zie * in afbeelding 33. Voor deze tweede laag moet men langere schroeven toepassen, bij voorkeur de voor houten ossatures bedoelde maat 3,5 x 35 mm. De afwezigheid van boven en tegenover elkaar liggende naden verbetert niet alleen de geluidsdemping maar maakt de wand ook mechanisch steviger.
Twee ossatures van 48 mm, een tussenruimte van 50 mm en vier platen van 13 mm resulteren in een totale wanddikte van rond 200 mm. Voelt en klinkt bijna massief! En een dempingswaarde Rw van 60dB is hiermee mogelijk, beter dan die van 300 mm kalkzandsteen (55 dB). Natuurlijk vraagt deze wanddikte ook om passende kozijnen, als in deze wand een deur geplaatst wordt, zie bijv. afbeelding 35.
Afbeelding 35
Kozijnen, aanpassing aan de wanddikte
De naad- en randafwerkung kan dan zo gebeuren als in hoofdstuk 4 beschreven is. Alleen zou ik hier bijzondere aandacht besteden aan het vullen van de kieren bij de aansluitende wanden en het plafond. Die spuit ik vol met acrylaatkit (niet met siliconenkit, want die is niet over te schilderen).
Natuurlijk kan het ook wat minder. Bijvoorbeeld één ossature van 100 mm i.p.v. twee van elk 48. Ik geef alleen de bovenstaande oplossing aan, het beste dat met bekende technieken te bereiken is.
7. Iets ophangen aan gipskartonwanden
Lichtere voorwerpen (tot 5 kg) kunnen met schilderijhaken met schuin geplaatste RVS spijkers opgehangen worden. Afb. 36. Opgelet: in gipswanden nooit gewone ijzeren spijkers gebruiken, binnen de kortste tijd hebt u een roestplek rondom de spijker, en de spijker kan binnen een paar jaren doorgeroest zijn. Voor het ophangen van iets zwaardere voorwerpen aan gipskartonwanden bestaan speciale pluggen, zgn. plaatpluggen van nylon of metaal (afb. 37) en de bekende expansiepluggen die met een speciale pluggenzettang gezet moeten worden, zie afb.1 (6) in het artikel Even iets aan de muur ophangen.
Afbeelding 36 Afbeelding 37-1
Ophangingen aan een gipsplaatwand Hollewandpluggen voor gipsplaten (plastic)
(boven) en gipsblokken (onder)
Afbeelding 37-2
Hollewandpluggen voor gipsplaten (zamack)
Deze pluggen kunnen volgens de opgave van de fabrikanten bij 12,5 mm-wanden tot 30 kg dragen (in het plafond ongeveer de helft hiervan). Opgaven voor dubbele beplating zoals onder 6. beschreven ben ik nog niet tegen gekomen.
Als men aan een gipskartonnen wand iets echt zwaars op wilt hangen, bijv. een wastafel of keukenkast, moet men er bij de onderconstructie rekening mee houden. Je plaatst óf dwarsprofielen, óf je brengt tussen de staanders een houten plank aan (bijv. 18 mm multiplex), het zgn. achterhout. Zie ook hier.
8. Aanvullende tips
Het is ook mogelijk twee gipskartonwanden haaks op elkaar te zetten. Afbeelding 38 toont de hiervoor te gebruiken plaatsing van de profielen.
Als in een gipsplatenwand een deur geplaatst wordt, kiest men kozijnen van een passende maat, zie hoofdstuk 1.2 en afbeeldingen 3 – 8. Plaatst men voor een bestaande wand een voorzetwand, dan moet het kozijn van een daarin gelegen deur aangepast worden. Dit is op een esthetisch bevredigende wijze mogelijk met aangepaste planken en beleglatten, zie afbeeldingen 39 en 40.
Afbeelding 38
Hoekverbinding van twee gipsplaatwanden
1 eerste wand
2 tweede wand
3 profiel van wand 2 op dat van wand 1 geschroefd
Afbeelding 39 Afbeelding 40
Deurkozijn aangepast aan muur met voorzetwand Detail van afb. 39
9. Wanden van gasbetonblokken (béton cellulaire)
Wanden van cellenbetonblokken bieden enige warmte-isolatie maar hun geluidsisolatie is matig.
De benodigde specialgereedschappen zijn een grof getande zaag met hardmetalen punten, een U-vormige lijmtroffel, en een rasp, zie afb. 41. De blokken worden aan twee kanten, de lintvoeg en de stootvoeg, met behulp van de lijmtroffel van een aantal repen blokkenlijm voorzien, met een schuivende beweging geplaatst en met een rubberen hamer vastgezet. Voor meer details van de uitvoering kan ik verwijzen naar de websites ref. 16 en 17 in hoofdstuk 10.
Afbeelding 41
Gereedschappen voor gasbeton
1 grove zaag met hardmetalen punten
2 en 3 U-vorm troffels voor 7 en 10cm blokken
4 rasp
5 veeranker
Hier alleen een aantal tips die vooral in oude huizen nuttig zijn.
Gasbetonblokken bestaan in de formaten 50×20 cm en 60×20 cm, en deze zijn 5, 7 of 10 cm dik. Er bestaat ook een aantal vormblokken, bijv. kwartronde. Voor scheidingswanden gebruikt men 7 of 10 cm dikke blokken, 5 cm is meer bedoeld voor kleine bouwsels zoals een badombouw.
De eerste laag van een cellenbetonwand plaatst men op een plastic U-profiel van de juiste breedte. Dit profiel vergemakkelijkt het leggen van de eerste laag en voorkomt ook het optrekken van vocht, als de ondergrond niet helemaal droog is. Dit profiel wordt op de ondergrond geplakt, geschroefd of gespijkerd.
Nu komt het in oude huizen vaak voor dat de ondergrond niet egaal is. Als men dit niet bij de eerste laag corrigeert, houdt men bij alle volgende lagen moeilijkheden. De eerste laag komt goed horizontaal te liggen als men deze op een drukbalk plaatst, die goed uitgeklost en op compriband gelegd is. Men kan ook de blokken van de eerste laag aanpassen zoals op afb. 42 aangegeven. Men legt de eerste laag eerst droog op de vloer en tekent een rechte horizontale lijn af, groen (1) in afb. 42. Dan worden de blokken langs deze lijn afgezaagd of bijgeschaafd en ondersteboven neergezet, (2) in afb. 42. Het doorhangen van de vloer is op de tekening overdreven om het principe duidelijk te maken.
Afbeelding 42
Cellenbetonblokken op doorgezakte vloer: de eerste laag
Omdat cellenbeton een andere uitzettingscoëfficiënt dan steenachtige bouwmaterialen heeft, mogen cellenbetonwanden nooit met andere wanden van het huis vast verbonden worden; dat leidt vroeger of later tot krimpscheuren. De uiteinden van een cellenbetonmuur moeten veel meer door veerankers, die om de twee of drie lagen geplaatst worden, met de aansluitende muren verbonden worden, zie afb. 43. Men kan hiervoor in het oppervlak van het blok een ondiepe sleuf schrapen. Men zet het anker in het blok vast met cellenbetonnagels, in de muur met roestvrijstalen schroeven en pluggen. Ook tegen plafonds houdt men een afstand van ca.10 mm, gebruikt veerankers en vult de spleet op met bouwschuim. Er bestaan ook speciale kozijnankers voor cellenbetonwanden, afbeelding 44.
Afbeelding 43 Afbeelding 44
Veeranker Kozijnankers
Gaten in gasbetonblokken kan men het beste met een oude houtboor boren. Sleuven, bijvoorbeeld voor leidingen, krabt men met een verfkrabber of een speciaal gleufijzer. Door zijn zachtheid is cellenbeton uitermate geschikt voor het aanbrengen van sleuven voor alle soorten leidingen. Anderzijds zijn cellenbetonblokken zo sterk dat een wastafel daaraan kan worden opgehangen. Wel de speciale gasbetonpluggen (afb. 45) voor de stokschroeven gebruiken!
Afbeelding 45
Gasbetonplug met ‘vleugels’
10. Nuttige websites, meer informatie
Vier netprof-video’s over het plaatsen van de ossature, een deur erin maken, het plaatsen van de gipskartonplaten en het afwerken van de naden:
Websites over gipskarton:
5. http://www.placo.fr/ Saint-Gobain met onder meer veel speciale profielen en hulpstukken.
6. http://www.rigips.nl Ga naar ‘Download onze gratis Tipgids’.
7. http://www.knaufinsulation.fr
8. www.knauf.nl
9. http://www.lafargegips.nl/Voegproducten.1050.0.html
10. www.gamma.com
11. www.bpbplaco.com
12. www.xella.de de fabrikant van fermacell
Voor speciale profielen (schaduwline, geluidsdempend):
Beknopte handleidingen voor scheidingswanden van gipsplaat en cellenbeton:
16. http://www.werkspot.nl/klustips/tip/47/scheidingswanden/213
Handleiding en video voor scheidingswanden van cellenbeton:
17. http://mijnkluswijzer.nl/index.asp?pa_id=114&page=Muren-wanden-Celbetonblokken.htm
Nuttige hints en belangrijke regels voor gipsplaten, onder meer gevonden in de folders en websites van diverse fabrikanten (Gyproc, Knauf, Lafarge, Norgips, Xella):
Ik moet eerst een bestaande wand slopen. Kan dat zonder meer?
Vóór u een binnenwand sloopt, moet u zich beslist eerst ervan overtuigen dat het echt geen dragende wand is. Enige houvast is hier te vinden: http://www.diydoctor.org.uk/projects/load-bearing_walls.htm , maar ik zou liever een vakman in de arm nemen en hem de situatie laten beoordelen.
Kunnen gipsplaten ook buiten toegepast worden?
Gipsplaten, ook groene hydrofugé, zijn een binnenafwerkingsmateriaal en mogen nooit buiten toegepast worden!
Welke schroeven en schroevenafstand adviseert men?
Bij de normale enkellaags beplating van metaalprofielen 25 mm schroeven 250-300 mm hoh. Bij tweelaagse afwerking de eerste laag met 25 mm schroeven 600-750 mm hoh, de tweede laag met 35 mm schroeven 250 mm hoh. Gebruik speciale gipsplaatschroeven met ’trompetkop’, vaak aangeduid als TTPC, die tegen corrosie beschermd en van een speciale boorpunt voorzien zijn. Gebruik ook de hiervoor bestaande speciale schroefbit met draaibare plastic opzetrand die ervoor zorgt dat de schroef losgelaten wordt zodra hij op de juiste diepte is; hierdoor wordt de plaat nooit stuk geschroefd.
Moeten in een natte ruimte ook aan het plafond platen van hydrofugé kwaliteit (de groene platen) gebruikt worden?
Als men het zekere voor het onzekere wil nemen moeten ook voor het plafond ‘groene’ platen gebruikt worden. Als er voldoende ventilatie aanwezig en dus het luchtvochtgehalte beperkt blijft, hoeft er geen hydro kwaliteit aan het plafond gebruikt te worden. Het is overigens een misverstand dat groene platen dampremmend zijn, vergelijkbaar met een folie. Lafarge zegt uitdrukkelijk: Een hydro plaat is behandeld zodat het materiaal minder water opneemt en niet dat het dampremmend is.
Welke hulpmiddelen bestaan er voor de kopse kanten? Kan ik die net zo als de zijkanten die van fabriekswege afgeschuind zijn (bords amincies) ietsje afschuinen en dan met naadband bezetten?
Het afwerken met naadband (hardpapier of gaas) is alleen bij de naden aan de lange kant nodig, die van fabriekswege afgeschuind en ook met papier bekleed zijn. Bij wandafwerking zijn dit de verticale naden. Het zelf maken van deze afschuining aan de kopse kant (bij wandplaten dus de horizontale naden) raden wij af, want het lukt toch nooit (er ontbreekt dan de kartonlaag aan de voorkant). Beter is het een V-naad aan te brengen: iedere plaat over 3/4 van zijn dikte onder 45 graden afschuinen zodat er een naad van 90 graden ontstaat. Deze kan door een erachter geschroefde lat van ca.12×80 mm of 18×100 mm verstevigd worden, maar dat is bij wandplaten soms niet nodig. Bij plafondplaten is deze versteviging steeds aan te raden.
Kan ik, als ik op een buitenmuur gipsplaten en isolatie aan wil brengen, ook platen met een daarop aangebrachte dikke laag polystyreenschuim gebruiken?
Deze platen worden met klodders aanzetpleister op de muur aangebracht. Dit werkt bij een gladde, rechte en stevige muur goed, maar bij oude niet draagkrachtige muuroppervlaktes of muren van natuursteen werkt dat niet. Dan moet u een ossature plaatsen.
11. Foto’s van uitgevoerde projecten
Hier nog een aantal foto’s uit mijn archief.
Afbeelding 46
Hier heb ik, omdat het plafond toch verwijderd is, eerst de muurplaten geplaatst.
Afbeelding 47
Achter de platen wordt op hoogte bovenkant van de balken een C-profiel geschroefd en de wandplaat wordt op deze hoogte afgezaagd. Dit profiel dient als verbinding met de later opgelegde plafondplaten.
Afbeelding 48
Hier wordt voor een voorzetwand gekozen omdat de muur bol staat, uit drie soorten materiaal bestaat en de leemlaag niet draagkrachtig is. De muur helt zo veel over dat onderin verwarmingsbuizen gelegd kunnen worden. Deze blijven ongeïsoleerd.
Afbeelding 49
De muur is beplaat, naden en schroefkoppen zijn afgewerkt, klaar om te worden geverfd (eerst natuurlijk voorbehandeld). Links wijkt de muur zo veel dat er ruimte is voor en radiatornis. Het dak waarvan het beschot hier te zien is, wordt aansluitend geïsoleerd en ook met gipsplaten afgewerkt.
En: goede muziek (Aimez-vous Brahms?) is steeds bevorderlijk voor het werk ;-))
Afbeelding 50
Hier nog een voorbeeld van hetgeen er gebeuren kan als men te nonchalant is met hoekaansluitingen. Bij het plaatsen van gipskartonwanden werd in deze badkamer een hoekplaat gezet om een rioleringsbuis weg te werken. Na het betegelen werden de verticale hoeknaden gewoon afgevoegd, terwijl daar waar twee wandelementen elkaar raken vanwege de verschillen in uitzetting steeds elastisch gekit moet worden. Na een half jaar scheurde een van de verticale naden (de linker).
© Christian von Klösterlein
Ik ben Rob van der Meulen (Robert du Moulin) dankbaar voor zijn bijdragen en kritische opmerkingen. Sommige toelichtingen zijn gebaseerd op vragen en antwoorden op het Forum van deze website Wonen en leven in Frankrijk www.infofrankrijk.com