WANDEN VAN GASBETONBLOKKEN (BÉTON CELLULAIRE)
Wanden van gasbetonblokken (ook cellenbetonblokken genoemd) bieden enige warmte-isolatie maar de geluidsisolatie van de standaard blokken is matig (er bestaat ook een versie met verhoogde geluidsdemping). Hun gewicht is gering.
De fabrikant Xella heeft een uitvoerige (Nederlandstalige) video documentatie over het werken met gasbetonblokken. Ik beperk me hier tot een aantal kleine hints.
1. Gereedschappen voor gasbeton:
Voor het werken met gasbetonblokken zijn weinig speciaalgereedschappen nodig, maar deze moet u wel hebben (zie afb. 1):
- een grof getande zaag met hardmetalen punten,
- een U-vormige lijmtroffel, passend bij de dikte van uw blokken,
- een rasp.
En natuurlijk de gebruikelijke gereedschappen zoals troffel, (rubber)hamer, waterpas en metselkoord.
Afbeelding 1, gereedschappen voor gasbeton:
1 grove zaag met hardmetalen punten (scie à plaquettes de carbure) 2 U-vorm troffel voor 7cm blokken (peigne à colle) 3 U-vorm troffel voor 10cm blokken 4 rasp (noemen de Fransen chemin de fer) 5 veeranker, zie ook afb.5 Een ander interessant gereedschap is hier te zien –>
Afb.2a, een mal voor het zagen van gasbetonblokken. Handig, omdat de zaag in het zachte materiaal al te makkelijk verloopt. Men kan dit hulpmiddel ook eenvoudig van hout zelf maken! Zie afb. 2b. |
2. Afmetingen van de blokken Courante maten van gasbetonblokken zijn 60x20cm, 60x40cm en 60x50cm, en deze zijn 5, 7, 10 of 15cm dik (ik ben ook blokken van 50×20 en 62,5×50 tegen gekomen). Er bestaat ook een aantal vormblokken, bijv. kwartronde. Voor nietdragende scheidingswanden gebruikt men 7cm dikke blokken, bij dragende of zeer hoge wanden 10cm; 5 cm is meer bedoeld voor kleine bouwsels zoals een badombouw, schoorsteenmantel of haardombouw (zie afb .12). NB.: Voor dit soort kleine bouwsels bestaan ook Marmox platen, geproduceerd van drukvast XPS schuim, tweezijdig voorzien van een toplaag van cementmortel en glasweefsel. Zie ook bij wedi. |
3. Het plaatsen van de blokken
Ik beperk mij tot tips die vooral in oude huizen nuttig zijn.
De eerste laag van een cellenbetonwand plaatst men op een plastic U-profiel van de juiste breedte. Dit profiel, aange-past aan de dikte van de blokken, vergemakkelijkt het leggen van de eerste laag en voorkomt ook het optrekken van vocht, als de ondergrond niet helemaal droog is. Dit profiel, zie afb.4, wordt op de ondergrond geplakt, geschroefd of gespijkerd. De celbetonblokken worden gewoon erin gezet, zonder lijm of specie! De verticale voegen tussen deze eerste blokken worden wél gelijmd.
De volgende lagen blokken worden aan twee kanten, de lintvoeg en de stootvoeg, met behulp van de lijmtroffel van een aantal repen blokkenlijm voorzien, met een schuivende beweging geplaatst en met een rubberen hamer (maillet caoutchouc) vastgezet. Voor meer details van de uitvoering kan ik verwijzen naar de website van mijnkluswijzer (met video) en natuurlijk de bouwwijzer van Xella.
Nu komt het in oude huizen vaak voor dat de ondergrond niet egaal is. Als men dit niet bij de eerste laag corrigeert, houdt men bij alle volgende lagen moeilijkheden. De eerste laag komt goed horizontaal te liggen als men deze op een drukbalk plaatst, die goed uitgeklost en op compriband gelegd is. Men kiest de drukbalk even breed als de celbetonstenen dik zijn, de minimaalhoogte is ongeveer gelijk aan de breedte. Men kan ook de blokken van de eerste laag aanpassen zoals op afb. 7 aangegeven.
Het doorhangen van de vloer is op de tekening overdreven om het principe duidelijk te maken.5. Heel belangrijk: de flexibele montage
Omdat cellenbeton een andere uitzettingscoëfficiënt dan steenachtige bouwmaterialen heeft, mogen cellenbeton-wanden nooit vast verbonden worden met andere wanden van het huis; dat leidt vroeger of later tot krimpscheuren. De uiteinden van een cellenbetonmuur moeten veel meer door veerankers, die om de twee of drie lagen geplaatst worden, met de aansluitende muren verbonden worden, zie afb. 8 en 9. Men kan hiervoor in het oppervlak van het blok een ondiepe sleuf schrapen. Men zet het anker in het blok vast met cellenbetonnagels, in de muur met schroeven en pluggen, het liefst gebruikt men hiervoor roestvrijstalen schroeven.
Cellenbetonwanden kunnen ook het doorbuigen van de vloer niet volgen. Daarom is de montage op de genoemde U-profielen, afb.4 en 5, verplicht.
Ook tegen plafonds houdt men een afstand van 10 à 15mm, gebruikt om de twee blokken een veeranker (afb.11) en vult de spleet op met bouwschuim.
Dilatatievoegen in de wand zelf zijn meestal niet nodig – uitzondering heel brede wanden van 5m of meer.
Wie met de flexibele aansluitingen op de vloer, aan de zijkant of de plafondaansluiting te nonchalant omgaat krijgt vroeger of later met krimpscheuren te maken.
Er bestaan ook speciale kozijnankers voor cellenbetonwanden, afb. 10.
6. Leidingen in gasbetonwanden
Na het compleet uitharden van de wand, normaal na drie dagen, kan men gaten boren en sleuven aanbrengen. Gaten in gasbetonblokken kan men het beste met een oude houtboor boren. Sleuven, bijvoorbeeld voor leidingen, krabt men met een verfkrabber of een speciaal gleufijzer, afb. 12; of men zaagt met de multitool twee sneden op de juiste afstand en breekt het materiaal ertussen uit, afb. 13. Door zijn zachtheid is cellenbeton uitermate geschikt voor het aanbrengen van sleuven voor alle soorten leidingen. Anderzijds zijn cellenbetonblokken zo sterk dat een wastafel daaraan kan worden opgehangen. Wel de speciale gasbetonpluggen (afb. 15) voor de stokschroeven gebruiken en op de hiervoor voorgeschreven boordiameter letten!
7. Een badombouw van gasbetonelementen
Hier heb ik de dunne 5cm-blokken gebruikt, want veel draagkracht is niet nodig. Let op de ‘recessed plinth’, waardoor men makkelijk voor de badkuip kan staan.
Ook de doucheafscheiding rechts bestaat uit deze 5cm-blokken; het is de doucheafscheiding waarvan de bouw op afb.6 te zien is.