RANDAFWERKING VAN DAKEN DE NOKVORSTEN EN ANDERE AANSLUITINGEN
Het gaat om de randen van daken, de nokvorsten, de doorvoeren voor bijv. een schoorsteen, en de aansluiting van twee dakdelen.1. Randen
In Nederland worden de dakranden op de gevelmuren met een uit twee planken bestaande windveer (ook dakveer genoemd) of met randpannen afgewerkt. In Frankrijk bestaan bij de meeste moderne pannen ook randpannen, tuiles de rive, een model voor rechts en een voor links, afbeelding 1.
Bij traditionele daken heb ik meer zinken randafwerkingen gezien. Tegen de gevel wordt dan een plank geplaatst en hierop worden gezette zinken profielen gespijkerd, les rivages, die over de dakpannen heen grijpen. Deze profielen zijn bij de bouwmarkten in standaardprofielen en -lengtes te vinden. De rivages kunnen uit een of twee delen bestaan, en zij worden meestal met sierrozetten of sierspijkers vastgezet, en natuurlijk met onderlinge overlapping. Het model is vaak streekgebonden. Zie afbeeldingen 2en 3.
2. Nokvorsten, les faitières
Op de nok van het dak worden de nokvorsten geplaatst, die bij het gekozen model pannen passen. De keuze is niet erg kritiek, meestal bestaat er één model nokvorsten voor meerdere soorten pannen. Er bestaan twee manieren om nokvorsten vast te zetten: ‘nat’ met mortel of droog met nokprofielen, closoirs.
Bij de traditionele natte methode gebruikt men een kalk/zandmortel met hooguit een beetje cement. Omdat de voegen tussen pannen en nokvorsten door hun vorm vrij dik zijn moet de specie juist elastisch zijn, en dat bereikt men met veel kalk en weinig cement (heel weinig) als bindmiddel. Cementmortel is harder dan de pannen die dus bij zet- en schuifbewegingen breken. Kalkmortel vangt heel veel bewegingen op. Zie hiervoor ook het hoofdstuk voegen.
Afbeelding 5 toont nat (met specie) gezette nokpannen, hier bij tuiles canal. Het model op afb. 6 is voor tuiles mécaniques. Vaak wordt ook om de vijf of acht nokvorsten een spijkerhaak geplaatst waarmee de vorsten tegen windkrachten beveiligd worden.
Nadeel van het nat leggen van de nokvorsten is het gebrek aan beluchting (luchtafvoer) en de capillaire werking van de specie. Tegenwoordig bestaan diverse droge legmethodes voor nokvorsten die ook op traditionele daken goed toepasbaar zijn.
Bij de droge methode worden op de nokbalk (of een ruiter die i.p.v. een nokbalk geplaatste wordt, zie afbeelding 7 en www.monierbelgium.be) eerst nokprofielen gespijkerd, les closoirs, zie afbeelding 8 en 9. Dat zijn profielen van gegalvaniseerd staal of van kunststof, soms ook staal met een loodslab, die in lengtes van bijvoorbeeld 2 of 3m verkrijgbaar zijn, ook weer aangepast aan het type dakpan. De closoirs hebben beluchtingsopeningen en aan hun bovenkant haken om de nokpannen vast te zetten. Bij sommige modellen worden de nokpannen ook met separate houders gespijkerd of geschroefd, zie afbeelding 7. Sommige closoirs bestaan uit steunen en slabben. De keuze aan cloisors is groot en er zit nog veel ontwikkeling in. Het doel is steeds het verkrijgen van een waterdichte nok, die goed aan de dakpannen is aangepast en ruime ventilatieopeningen biedt. De nokpannen van afbeelding 1 en de headerfoto zijn overigens duidelijk niet afgesmeerd maar droog gelegd.
Voor meer informatie kijk op de websites van producenten en/of leveranciers:
Lafarge (met Engelse tekst)
batiproduits
www.profimo.fr ook met tekst in het Nederlands, Engels en Duits. Verder heb ik een methode gevonden die met een middending tussen mortel en schuim werkt: voor een demo-video zie http://flexim.nl/installatie/
3. Kilgoten (soms ook kielgoten genoemd)
Dit zijn aflopende goten in de inwendige hoek tussen twee dakschilden, typisch bij dakdelen waarvan de vorsten in een hoek op elkaar staan. De Franse uitdrukking is noue, letterlijk de aanknoping, zie N in afbeelding 10.
Bij een noue moet een soort goot gelegd worden en de pannen moeten schuin afgesneden worden. De onderbouw van deze goot bestaat meestal uit een of meerdere planken, die op de tengels gespijkerd worden en waarop de metalen goot wordt vastgezet. De metalen goot moet aan weerskanten ten minste tot onder het eerste profiel van de dakpannen reiken, beter nog tot onder de eerste naad van de pannen, en wordt vaak van een opstaande rand voorzien. Hiervoor bestaan kant-en-klare kielkepers, zie bijv. www.monier.belgium.be (kies Nederlandse of Franse taal).
Omdat de schuin afgesneden pannen (dit wordt met een diamantschijf in de haakse slijper gedaan) soms weinig houvast hebben, zijn haken en klemmen nodig om deze op hun plaats te houden. Ook deze zijn te vinden bij Monier. Kilgoten treden ook bij dakkapellen met een dak à deux pans op, zie afb.11en 12. Als men probeert dit door een opgelegde loodslab af te werken zoals op afbeelding 11 zijn problemen te verwachten. Let op, de loodslabbe van de kilgoot is hier boven, bij het dak, ondergeschoven maar onderaan, bij de dakkapel, op de pannen opgelegd.
Bij de zij-afwerking van de dakkapellen op afb. 11 en 12 wil ik nog een opmerking maken. Bij afb.11 is hier een lood-slabbe op de pannen gelegd, bij afb.12 heeft men passend geprofileerde zinkstukken gebruikt, maar deze ook op de dakpannen gelegd. Dan moet het zinkstuk over de eerste pannennaad gaan en naar beneden in het profiel van de pannen gebogen zijn. Bij de platte pannen van afb.11 is dat onmogelijk. Een andere methode is deze profielstukken onder de dakpannen te leggen en hun kant (hier de rechter kant) van een opstaande rand te voorzien, 5mm hoog is voldoende. Dit lijkt dan op de in Nederland in soortgelijke situaties vaak toegepaste verholengoten.
4. Uitwendige hoeken
Uitwendige hoeken tussen twee dakschilden, A in afbeelding 10,worden des arêtiers genoemd.
Deze buitenhoeken tussen dakdelen lijken op aflopende vorsten. De afwerking gebeurt meestal met tuiles d’arêtiers die op nokpannen lijken, en die een voor een met haken vastgezet moeten worden (soms worden ze ook gespijkerd).
5. Schoorstenen en pijpen
Voor dunne en vooral ronde pijpen (standpijp van riolering, antennemasten) bestaan pannen met een passende door-voering, zie bijv. afbeelding 15 uit http://www.kloeber.fr/.
Bij andere doorvoeringen moeten loden of zinken manchetten worden geplaatst. Deze bestaan uit geprefabriceerde lood- of zinkstukken, een per rij pannen, en een zinkstreep die ingemetseld wordt in een spleet die in de schoorsteen ingeslepen is. Afb. 16 en 17. Soms wordt ook koper gebruikt, afb. 18.
Bij bakstenen schoorstenen worden vaak ook stukken lood of zink trapsgewijs ingemetseld; dit zijn de typische loketten, afb. 19. Op de website van Gamma heb ik een goede instructie voor het plaatsen van loodslabben en loketten gevonden. |
6. Aansluiting tussen twee daken
Vaak ziet men daar waar ooit twee huizen bij elkaar getrokken zijn naden in daken. Soms gaat het alleen om een ander soort dakpannen, maar soms is er ook een duidelijke spleet.
Tussen de daken op afb. 20 is dit keurig afgewerkt met een zinken profiel. Bij afb. 21 zie ik ook een metalen profiel, maar bij nadere studie (afb. 22) heb ik toch mijn twijfels of dit wel dicht is.
Bij het huis op afb. 23 raken duidelijk twee daken met verschillende pannenmodellen elkaar – dit is vragen om lekkage!
Deze aansluiting (afb. 24) ziet er goed uit, maar het blijft een twijfelgeval.
Bij deze schuur (afb. 25) heeft men duidelijk een lekkage tussen twee dakdelen provisorisch afgedicht – hoogst provisorisch.
Alle mogelijke aansluit- en verbindingsprofielen (des solins) zijn HIER te vinden, en bekijk ook deze advertentie van Klöber ; het gaat om een aluminiumband dat met butylrubber bekleed is. Volgens de fabrikant net zo soepel als lood..