Zeventigste aflevering mei 2012
Mots-clefs pour le cœur des Français
De taal van de Franse gezelligheid
‘T’es pas cap!’ Zo daagden wij elkaar uit à la récré, op school bij de pauze. Tu n’es pas capable = tu n’oses pas: je durft gewoon niet… En zo werd meteen het kaf van het koren gescheiden. Vandaag praten wij over la peur et le courage: vrees en moed.
1. ‘Espèce de trouillard!’ was dan ook de grootste belediging: ‘Lafaard!’. ‘J’ai la trouille’ (j’ai peur) kon je ook alleen – met bevende lippen en knikkende knieën – aan je beste vriend biechten. Dat de ware helden diegenen zijn die hun ‘trouille’ leren kennen, moesten we nog ontdekken. Nee, bang zijn was fout, en wij hadden zelfs een denkbeeldig meetapparaat… paraat om onze (gebrek aan) moed uit te beelden: le trouillomètre. Vreemd genoeg, ‘J’ai le trouillomètre à zéro…’ betekende juist dat je ontzettend bang was.
2. ‘Je les avais à zéro!’ kan je daarna aan je ‘potes’ (makkers) wel toegeven (letterlijk: ‘Ik had ze op nul!’). Wat men door die ‘les’ uitdrukt laat ik aan uw verbeeldingsvermogen over. Je hebt er altijd twee van… of niet.
3. Schertsend (lees: dedramatiserend) praatte je over ‘les chocottes’. ‘J’ai les chocottes!’ was – en is nog steeds – een wat grappige manier om te zeggen dat je het wel een beetje (te) spannend vond. Van binnen voelde je je dus doodsbenauwd.