Waterleidingen: hoe te plannen en aan te leggen

U treft, als u een bestaand Frans huis bewoont, meestal reeds een waterleidingnet aan, aangesloten op een gemeentewaternet. Maar dit huiswaternet is misschien bij een aantal verbouwingen hier en daar uitgebreid en aangepast, meestal niet op de meest doelmatige manier.
Nu kunt u zeker hier en daar een beetje aanpassen, maar vaak is het toch de beste oplossing het waternet nieuw te plannen, tenminste in delen.
Ik behandel daarom het plannen en uitvoeren van een waterleidingnet en diverse problemen die zich hierbij kunnen voordoen.

Onder 1 worden de principes en mogelijkheden van een correct ontworpen waterleidingnet beschreven en onder 2 de aanleg ervan.

 

1   PLAN  UW  WATERLEIDINGNET!

1.  Plannen, nadenken, tekenen
Een beetje nadenken en planning zijn vereist als men een goed werkend huiswaternet wil aanleggen. Uit mijn ervaring weet ik dat het goed aanleggen van water- en rioleringsleidingen meer hoofdbrekens kost dan het aanleggen van elektrische bedrading; die kan men immers veel beter in alle mogelijke bochten leggen.
Een beetje strategisch denken en een goed plan zijn nodig. En het uitbreiden dan wel aanpassen van een bestaand net is meestal moeilijker dan het compleet nieuw aanleggen, vooral wanneer aan het bestaande net al door meerdere generaties geprutst is.Er zijn drie planningsstappen te onderscheiden:

  1. Maak een schematische lijst van de verbruikers (zie bijv. de headerfoto)
  2. Bepaal de nodige diameters
  3. Plan de ‘huiselijke geografie’, dat wil zeggen de tracés van alle leidingen – en pas zo nodig de diameters aan.

Vóór men met het maken van het schema van de verbruikers begint, is het goed te weten dat er voor iedere verbruiker aanbevolen diameters voor aan- en afvoerleidingen bestaan. Deze zijn ook op de websites van de meeste Brico’s te vinden. Hier de belangrijkste in tabel 1:

Tabel 1: Benodigde leidingdiameters, aan- en afvoer

Foto

Opmerkingen:

  1. De afmetingen die in bovenstaande tabel tussen haakjes { } staan, mogen alleen bij heel korte leidingen (minder dan 1 m) toegepast worden.
  2. Bij lange aanvoerleidingen (meer dan 10 m tussen verdeler en verbruiker) kan men beter de volgende grotere diameter kiezen.
  3. Dunnere aanvoerleidingen kunnen het debiet beperken, wat vooral bij douches lastig is.
  4. Dikkere aanvoerleidingen resulteren bij warm water in langere wachttijden en meer waterverlies bij het opstarten, want het stilstaande warme water koelt natuurlijk af in deze leidingen. Daarom niet denken hoe groter de diameter hoe beter!
    De beperkingen 3 en 4 gelden vooral bij grote lengtes!
  5. Men vindt in deze Franse tabel bij de waterleidingen (aanvoer) geen oneven diameters!
  6. De afvoer van de Franse WC’s is 100 mm en niet 110 zoals in NL gebruikelijk!
    De beperkingen 5 en 6 brengen bij montage van ‘Nederlands’ materiaal moeilijkheden met zich mee of maken gebruik ervan onmogelijk.
  7. Bij wasmachine en vaatwasser is een 40mm afvoer veiliger dan de vaak toegepaste 32, want sommige apparaten hebben afvoerpompen met een fors debiet.
  8. De sifons van wastafels en keukengootstenen hebben weliswaar een aansluiting van respectievelijk 32 en 40mm, maar deze worden met een lijmloos manchet (zie afbeelding 1 hieronder) in de rioolleiding van 50mm gestoken. Voor details zie punt 9 van dit stuk.

Bij dit alles geldt als regel:
De leidingweerstand hangt af van diameter en lengte van de leiding, die neemt af bij meer diameter en neemt toe bij meer lengte.

Hier nog een toelichting op punt 8:

De sifons van wastafels en keukengootstenen hebben afvoerdiameters van 32 en 40mm respectievelijk. Men moet zich nu niet laten verleiden dit ook als diameter voor de PVC-afvoerbuizen te kiezen. De uitgangspijpen van de sifons worden namelijk met lijmloze rubberen manchetten op de rioleringen van 40 en 50mm aange-sloten. Er bestaan manchettes 40/32, 50/40 en 50/32 (buiten-/binnendiameter), zie afb. 1.
Zodoende kan men een sifon makkelijk verwijderen, bijvoorbeeld bij ontstoppingswerkzaamheden.

Foto

afb. 1 Lijmloze manchetten voor sifons

Tabel 1
 geeft de leidingdiameter bij het verbruikspunt aan. Aanvoerleidingen waardoor meerdere verbruikers gevoed worden moeten natuurlijk, als deze verbruikers tegelijkertijd water trekken, dikker zijn dan de afzonderlijke leidingen. Er bestaat een simpele regel voor de diameter-keuze van deze waterleidingen:

Als de leidingen van twee verbruikers vanuit één gemeenschappelijke aanvoer gevoed worden (en tegelijkertijd gebruikt worden) dan dient men hiervoor minimaal de volgende grotere diameter te kiezen, 
bijv. 2 verbruikersleidingen à 10/12  –> 12/14 aanvoer
2 verbruikersleidingen à 14/16  –> 16/18 aanvoer
Het is iedere keer weer een openbaring voor sommigen om te zien hoeveel er in de techniek afhangt van de ” tweede macht”, terug naar de wiskundeles van vroeger. In dit geval: de capaciteit van een leiding hangt af van de tweede macht van de diameter; dit betekent dat een iets grotere diameter al voor een fors groter debiet zorgt. Laten we eens twee voorbeelden nemen:

  • Een 20% grotere diameter is gelijk aan ca. 40% meer capaciteit (1,20×1,20 = 1,44), 
  • een 40% grotere diameter is gelijk aan ca.100% meer capaciteit (1,40×1,40 = 1.96)

Als twee leidingen van 10/12 een gemeenschappelijke aanvoer hebben en tegelijkertijd vol moeten kunnen lopen dan moet de aanvoer dus 40% groter zijn (binnen), dus 14/16 mm.

Met deze theoretische bagage is het makkelijk een schematische lijst van verbruikers en de daaruit resulterende diameters op te stellen.
Hierbij gaat men steeds van de verbruikers uit, men werkt dus als het ware tegen de stroomrichting van het water in.
Ik neem hier het voorbeeld van een huis met twee badkamers, een keuken en een buanderie (bijkeuken), een WC en een aantal buitentappunten, en ik geef in tabel 2 alleen het schema voor koud water weer (bij alle aansluitingen met *  een vergelijkbaar schema voor warm water maken).


Tabel 2: Planning van de leidingen per vertrek

Foto

*  hier een vergelijkbaar schema voor warm water maken
#  warm water via onderbouwboiler die door een aftap van de 14 mm-leiding gevoed wordt.


Nog een aantal toelichtingen bij tabel 2:
–  In de keuken en de buanderie is de aanvoer niet dikker dan de gootsteenleidingen gekozen omdat wasmachine en vaatwasser alleen kortstondig water trekken, en dat kan de gootsteenkraan wel aan. Dit is anders als de wasmachine in de badkamer staat en op dezelfde leiding als de douche aangesloten is!
– Let op bij de badkamers: bij een douche kan de beïnvloeding door een tegelijkertijd gebruikte wastafelkraan erg onaangenaam zijn (badkamer 1), bij het vullen van een badkuip speelt dit geen rol (badkamer 2).
–  Op het toilet de WC spoelaansluiting en het fonteintje op één 10mm-leiding aansluiten is echt niet handig, want men wil toch graag zijn handen onder de volle straal wassen terwijl het toiletreservoir nog aan het vullen is.
​-  Voor tuin en terras voldoet meestal één kleine aanvoer: men gebruikt normaal toch alleen één van de aanwezige aansluitingen tegelijk.

2.  Waterverdelers, les nourrices 
Bij het plannen van de aanvoeren naar de diverse vertrekken dient men met een Franse gewoonte rekening te houden: terwijl het in Nederland gebruikelijk is vanuit de watermeter één leiding met aftakkingen naar alle aan te sluiten vertrekken te leggen, gebruiken de Fransen centrale waterverdelers met separate leidingen naar de vertrekken. Deze waterverdelers (nourrices) bestaan met 3 tot 5 aftakkingen en zijn aan elkaar te koppelen. In deel 2 meer over de techniek van de nourrices.  In een huisleidingnet dat volgens deze installatiemethode aangelegd is, is het mogelijk bij een storing, reparatie of uitbreiding alleen de kraan in de leiding voor het betreffende vertrek te sluiten zodat alle andere verbruikers ongestoord blijven. Separate stopkranen onder iedere wastafel, zoals in Duitsland, Oostenrijk en de Scandinavische landen gebruikelijk, zijn ook niet meer nodig (maar deze zijn soms handig om het debiet in te kunnen stellen zodat de mengkraan prettig werkt, als deze niet een ingebouwde voorinstelmogelijkheid heeft).
In dit stadium van planning is het vooral belangrijk te bepalen waar de verdelers geplaatst worden, want daarvan hangt de lengte van de leidingen af. De meest aangewezen plaats is een kelder of een nevenvertrek op de begane grond (schuur, garage, bijkeuken, beter niet de kast onder het keuken aanrecht). Als uit de plaatsing van de verdeler(s) erg lange leidingen naar het een of ander vertrek resulteren, is het toch beter een iets grotere diameter te kiezen om de drukverliezen door stromingsweerstand te beperken. Dit bedoelde ik met ‘diameters na de geografische planning herzien’.
Beknibbelen op de diameter van leidingen is een van de meest gemaakte fouten bij waternetten, en niet alleen door Nederlanders. Ik zeg steeds als dikke-duim-formule:

  • 20% meer diameter resulteert in 44% meer debiet, 
  • veroorzaakt maximaal 10% hogere materiaalkosten, 
  • 0% meer arbeidsloon, 
  • maar bespaart 95% van alle mogelijke ergernissen.

Denk verder aan de boven genoemde wet van de tweede macht en vul maar in:
40% meer diameter resulteert in het dubbele debiet, veroorzaakt 10-15% hogere materiaalkosten, 0% meer … De dikkere leidingen en de bijbehorende grotere bochten zijn hooguit soms een beetje moeilijker te plaatsen, maar daarvoor is meestal een oplossing te vinden.

3.  Franse bijzonderheden

Even diameters
Ik herhaal: In Frankrijk worden alleen de even diameters gebruikt, en alle leidingen hebben een wanddikte van 1mm. Daardoor kun je bijvoorbeeld een overgang van 12 naar 10 mm diameter realiseren door in een 10/12 pijpje een van 8/10 te solderen, zonder verloopstuk. De in andere landen (D, NL, GB) zeer gebruikelijke 15 mm-leidingen (ze zouden in de Franse terminologie 13/15 moeten heten) zijn in Frankrijk niet te vinden. Neem deze daarom nooit uit NL mee. Je vindt er in Frankrijk geen hulpstukken voor (of alleen bij bepaalde internetwinkels).
Dat de wanddikte ook bij de grotere diameters 1mm is heeft wel tot gevolg dat bij het buigen van 18- of 20mm leidingen aan de binnenkant plooien kunnen ontstaan.
Laat je niet verleiden in Frankrijk alle beschikbare diameters te gebruiken. Er bestaat een voorkeurreeks die logaritmisch opgebouwd is. Deze voorkeurreeks is opgebouwd op een factor 1,4 voor de binnendiameters, want de wortel uit 2 is 1,414. Zodoende heeft de volgende diameter steeds de dubbele capaciteit van de voorgaande, want de capaciteit volgt de diameter met de tweede macht. De vergelijking van een zuiver logaritmische reeks, de Nederlandse standaard en de in Frankrijk te gebruiken voorkeursafmetingen maakt het duidelijk:

Foto

Waterkranen met Franse schroefdraad maten?
Bij de aansluitmaten van kranen heeft menig Nederlander (of Engelsman) zich over de Franse maatvoering verbaasd. Geen halfduimse of 3/8” schroefdraad voor de kranen, alleen vreemde maataanduidingen zoals 15/21. Wat is dat?
Eerst dacht ik ook dat de waterkranen en koppelingen die ik vanuit Nederland nog in mijn loodgieterstas had in Frankrijk niet zouden passen. De maataanduidingen in de bouwmarkt en bij de plombier waren immers heel vreemd. Maar toen kwam ik erachter dat de Fransen wél 3/8″ en halfduimse (1/2”) schroefdraad gebruiken, alleen zij duiden die met hun binnen- en buitendiameter in mm aan. In de catalogus van een bouwmarkt vond ik dan ook de volgende conversietabel, die ik nu steeds in mijn loodgietertas heb:

Foto

De tabel noemt dus (van boven naar beneden):

  • De in Frankrijk gebruikelijke benoeming (appellation actuelle)
  • diameter in duimse aanduiding (diamètre en pouce)
  • buitendiameter van een buitendraad [mm] (diamètre du raccord mâle)
  • binnendiameter van een binnendraad [mm] (diamètre du raccord femelle)

Andere dan de genoemde maten zult u in huisinstallaties niet gauw tegenkomen. De meest gebruikelijke maten zijn vet gedrukt. De genoemde maataanduidingen zal men ook bij alle aansluitingen van boilers etc. en ook bij CV’s tegenkomen.

4.  Gedetailleerde planning van de waterleidingen

Met de boven gegeven regels en aanbevelingen zijn de diameters van de leidingen te bepalen. Verder hadden wij het over de leidinglengtes. Korte leidingen zijn, vooral bij warm water, van voordeel. Als het mogelijk is zou ik steeds de warmwatervoorziening  dicht bij de ​badkamer(s) plannen (of de badkamers dicht bij de warmwatervoorziening (combi-CV of boiler)). Maar helaas is dit in een bestaand huis vaak niet mogelijk. Als lange warmwaterleidingen niet te voorkomen zijn, dan is een recirculatieleiding een oplossing (un boucle): Door een kleine pomp wordt warm water steeds van de boiler/CV langs alle verbruikers en terug gepompt. Zodoende heeft iedere verbruiker steeds warm water zonder wachttijden ter beschikking. Dat is in hotels en ziekenhuizen standaard. U kunt de pomp aan de lichtschakelaar van de badkamer(s) koppelen om onnodig permanent pompen te vermijden of u kunt een separate schakelaar voor de pomp plaatsen.Bij de detailplanning van de waterleidingen is een beetje inventiviteit gevraagd, als men niet overal leidingen in het zicht wil hebben. Wanneer ergens de fantasie en het interdisciplinaire denken van een klusser gevraagd is, dan hier.
Een paar hints uit de praktijk:

  • leidingen zijn goed door inbouwkasten of nevenvertrekken te leggen
  • leidingen kunnen door een penant of nepbalk gecamoufleerd worden (afb.2)
  • als er een nieuwe betonvloer gestort wordt kunnen de leidingen daarin worden meegenomen
  • inhakken in scheidingswanden van gasbeton is een fluitje van een cent (het is meer inkrabben dan inhakken, afb.3)
  • als er voorzetwanden van gipsplaten gepland zijn kunnen leidingen daar makkelijk achter worden weggewerkt, afb.4. Bij buitenmuren de leidingen steeds aan de warme kant van de isolatie leggen want anders bestaat gevaar van bevriezen.
  • als badkamer en buanderie (bijkeuken, Hauswirtschaftsraum, pantry) door een gemeenschappelijke wand gescheiden zijn, is het mogelijk alle leidingen voor badkamer en buanderie aan de kant van de buanderie in het zicht te leggen en met korte steekleidingen naar de badkamer te gaan
  • holle (hangende) plafonds zijn uitermate geschikt voor het leggen van alle mogelijke leidingen, dus ook water en riool. Hier een nadere uitleg.

Foto

afb.  2

 

Waterleidingen in een nepbalk
1 bestaande balk
2 leidingen
3 nepbalk: een gladde en
een geprofileerde plank

Foto

afb.  3 Inhakken van leidingen in een wand van gasbeton

Anderzijds mogen waterleidingen nooit in de spouw van buitenmuren gelegd worden (gevaar van bevriezen).
Bij een huis dat in de winter niet bewoond wordt is het ter voorkoming van vorstschade noodzakelijk het systeem af te tappen. Hiervoor dienen alle leidingen zodanig aangelegd te worden dat deze goed leeg kunnen lopen, en de aftap moet natuurlijk op het laagste punt zitten. Dus overal afschot plannen en één gedefinieerd laagste punt vast-leggen. Als dit niet mogelijk is dan moeten op alle laagste punten aftapmogelijkheden voorzien zijn.

Foto

afb. 4 Leidingen achter de ossature van een voorzetwand van gipsplaat

Maar wacht even vóór u de planning van de waterleidingen afmaakt:

Indien ook de rioleringen vervangen/uitgebreid/aangepast moeten worden dan zou ik een totaalplanning voor water en riool maken. In vertrekken waar veel leidingen zitten plan en plaats ik eerst de rioleringen, dan waterleidingen en ten slotte de elektrische leidingen. Want rioleringen zijn het dikst en moeten met constant afschot gelegd worden, bij het leggen van waterleidingen hebt u door de kleinere diameters meer vrijheden, en elektrische leidingen kunnen in alle mogelijke bochten gelegd worden, al moet het niet te gek worden. Dus, als u water en riool moet vernieuwen lees dan  ook de adviezen over het aanleggen van riolering.

De Franse watertorens    

Oude en nieuwe watertorens

U ziet in het Franse landschap overal watertorens, soms tweehonderd jaar oud, maar ook moderne bouwsels. Velen hebben een uitgesproken vormgeving.

Ga naar deze link onderaan de pagina en

Klik op een van de postzegels of kies links boven Play >

—————————————————————————————————————–

2  HET  LEGGEN  VAN  HET  HUISWATERNET


1.  Het leggen van de waterleidingen

Bij het aanleggen van waterleidingen is het doelmatig in de stroomrichting van het water te werken. Bij een compleet nieuw waterleidingsysteem zou ik dus van de toevoer uitgaan, in het algemeen is dit bij de watermeter. Bij een gedeeltelijke vernieuwing gaat u van de bestaande leiding uit, niet van de verbruikers. Ik beschrijf hier een compleet systeem, de werkwijze bij een deelsysteem kan hiervan op eenvoudige wijze afgeleid worden.
De leiding tot en met de watermeter valt onder de verantwoordelijkheid van het waterleidingbedrijf, hieraan mag u niet komen. Vanaf de watermeter bent u verantwoordelijk. Zie de afbeelding hieronder. 

Foto

afb.  5 Huiswaternet met koud- en warmwaterverdeler.

l

Watermeter en waterverdelers
1 Hoofdkraan
2 Watermeter
3 Aftap
3’ aftap van de verdelers
4 stopkraan
5 koudwaterverdeler
6 koudwaterleidingen en stopkranen

7 voeding van de boiler
8 Boiler
9 Warmwaterverdeler
10 Warmwaterleidingen en stopkranen

–> Bij koudwater zijn er twee reserveaansluitingen


Ieder huiswaternet moet afgetapt kunnen worden. De eerste aftap wordt onmiddellijk naast de watermeter geplaatst, 3 in afb.1. Sommige watermeters hebben een eigen aftap. De hoofdstopkraan 4 is meestal dicht bij de watermeter geplaatst; zo niet dan moet men aan het einde van de hoofdleiding bij de koudwaterverdeler (5) een stopkraan plaatsen, 4′. De waterverdelers (5) en (9) zijn de typische nourrices, voor voorbeelden zie afb.2 – 4. De koudwaterverdeler dient zo veel uitgangen te hebben als er vertrekken (of tapplaatsen zoals tuin en terras) met wateraansluiting zijn plus één voor de toevoer van de warmwaterboiler (no.8 in afb.1). Een of twee reserveaansluitingen zijn ook steeds nuttig – wie weet wat u in de toekomst nodig hebt. Het warme water wordt weer door een nourrice
 (9) verdeeld.

Foto

afb. 6 Nourrice, viervoudig

Foto

afb. 8 Nourrice met stopkranen

Foto

afb. 7 De aansluitingen van een nourrice
     
     1  buitendraad       20/27 (¾”)
     2  binnendraad      20/27 (¾”)
     3 4x buitendraad  15/21  (½”)

Mijn waterverdelers zijn hier te zien, afb. 9. Niet alles is netjes en recht, want ik moest er met bestaande leidingen rekening houden. Alle leidingen zijn met watervaste plakkers gekenmerkt; anderen hangen sleutelhangers aan de stopkranen. Ik heb er ook een overzicht van de aansluitingen bij gezet, zie hieronder.

Picture
 Afb. 9  Mijn waterverdelers,  links warm, rechts koud.

 

​Op alle afgangen van de nourrices zitten stopkranen.
Hiervoor kiest men het liefst kogelkranen (vannes sphériques, die met de karakteristieke rode hendels), want die hebben minder last van kalkaanslag en gaan niet zo gauw vastzitten – steeds een probleem bij kranen die niet regelmatig bediend worden.
Links de warmwaterverdeler, bestaand uit een 5-punts en een 3-punts nourrice, rechts de koudwaterverdeler, bestaand uit twee 5-punts nourrices en onderaan een T-stuk, de niet benodigde aansluitingen zijn met een blinde kap afgesloten.

En ja, er bestaan ook kogelkranen met hendeltjes in andere kleuren, men kan bijv. blauw voor de koude kranen nemen :-).


Picture

Alle leidingen in huis zijn traditioneel van koper met een wanddikte van 1 mm. Of men harde leidingen van getrokken koper neemt (cuivre écroui ) of zacht koper van de rol (cuivre recuit en couronne) is een kwestie van persoonlijke voorkeur. Het harde koper moet voor het buigen warmgestookt (uitgevlamd) worden, tenminste als dikke leidingen met een eenvoudig buigijzer gebogen moeten worden of men het met de hand wil buigen. Ik prefereer hard koper, want dat is waar nodig zacht te stoken, terwijl zacht koper nooit hard en recht te maken is.
Als in een huis een compleet nieuw waterleidingsysteem aangelegd moet worden zou ik de meerlaagse kunstofleidingen kiezen, die algemeen als PER bekend zijn. Hiervoor is speciaal krimpgereedschap nodig.

Foto

afb. 9 Cuivre recuit en couronne (links in de vakken) en cuivre écroui (rechts naast de stelling)

Hoe koper te solderen is (zacht met tin en Butagasvlam) en hoe men bochten met een buigijzer of buigveer maakt staat in alle handleidingen en klusadviezen van de bouwmarkten en iedereen krijgt dat met een beetje oefening onder de knie.
Ik wil alleen op een punt wijzen:
Alle leidingen moeten voor het solderen spanningsvrij liggen, dus nooit een leiding in een positie ‘dwingen’, want dat resulteert in spanningen die op den duur tot breuk kunnen leiden.
Er bestaan ook een paar handige trucs die niet alom bekend zijn:

Foto

Afbeelding 10:  Bochten apart buigen, pijpen op lengte brengen en dan een mof plaatsen, want twee bochten die men met een buigijzer aanbrengt komen toch nooit precies op de juiste afstand te liggen.

2.  Het bevestigen van de leidingen
Alle leidingen moeten om de 50 à 60cm in beugels bevestigd worden. Kort voor ieder bocht of T-stuk dient ook een leidingsteun geplaatst te worden. Er bestaan ook bevestigingsbeugels met rubberen voering die een beetje thermische uitzetting toelaten en het geluid dempen. Er zijn tal van verschillende bevestigingsmiddelen in de handel; ik gebruik meestal de simpele colliers de fixation van geperst blik, zie de afbeeldingen 8 t/m 14.

Hier een paar afbeeldingen van deze simpele leidingssteunen  en hun toepassing. 

Foto

afb. 11 Collier de fixation avec patte à vis, simple

Foto

afb. 12 Collier de fixation, double

Foto

afb. 13 Bevestiging met sierrozet

Foto

afb. 14

Foto

afb. 16 pijpbeugel met isolerende inlage

Foto

afb. 15

Foto

afb. 17 patte à vis avec cheville placo

Picture

​Warmwaterleidingen worden tegen warmteverlies door daar overheen geschoven schuimrubberen buisisolatie geïsoleerd. Het is doelmatig ook koudwaterleidingen te isoleren op trajecten waar condensatie op de leidingen op kan treden. Omdat condensvocht aan de onderkant van de leidingen naar het laagste punt loopt en daar afdruppelt, vermoedt men vaak ten onrechte een lekkage. Zie hierover ‘Lekkage of condensvorming’ . Het condensprobleem treedt vooral in slecht geventileerde warme ruimtes op (denkt u eens aan de bekende condensvorming op het WC-reservoir).
Geluidsoverlast (stromingsgeluid van water in leidingen of ‘slaan’ van leidingen) wordt meestal veroorzaakt door de kranen van bepaalde verbruikers die abrupt sluiten; dit kan verergerd worden door een te grote afstand van de houders, of door muurdoorvoeringen die niet zorgvuldig geïsoleerd zin – vaak is het een combinatie van deze factoren.
–  Voor waterslagen zie deze informatie.
– Gaten in muren dienen rondom 15-20 mm groter te zijn dan de leidingen, dus 50-60 mm voor de gebruikelijke leidingen van 12 tot 20 mm. De vrije ruimte wordt met bouwschuim (PUR) of stukken buisisolatie opgevuld.
​Voor pijpbeugels met inlage zie hier.

3.  Flexbuisaansluitingen en muurplaten

Mengkranen van wastafels en gootstenen die op het horizontale vlak gemonteerd worden hebben tegenwoordig een aansluiting door ingeschroefde of vast ingeperste flexibele aansluitslangen, afb.15 en 16. Hiervoor moet op de aanvoerleidingen de juiste schroefmof gezet worden. Ik schrijf uitdrukkelijk ‘gezet’, want bij koperen leidingen kan dit solderen of persen zijn, bij PER steeds persen.
En let op: deze aansluitleidingen hebben een standaardlengte van 30cm. Zie ook 10.1.5.

Foto

afb. 18 Mengkraan met ingeperste aansluitslangen

Foto

afb. 19 Inschroef-aansluitslangen

Foto

afb. 20 Muurplaat 12/17 (3/8″) met soldeeraansluiting 12mmø.

Douche- of badkuipkranen en sommige gootsteenkranen die tegen de muur zitten worden op muurplaten bevestigd die op de leidingen gezet zijn, afb.17. Deze muurplaten dienen de juiste diameter voor de koperen buis en de te monteren waterkraan te hebben, bij mengkranen ook de juiste hart-op-hart afstand. Hiervoor bestaan de maten 120 en 150 mm; tegenwoordig is 150mm gebruiklijker. Zie afb. 18 en 19. Voor de aansluiting van een 150mm-unit op 120mm-muurplaten zie de opmerkingen onder 10.1.3.

Foto

afb. 21 Beugel met twee muurplaten voor een mengkraan

Foto

afb. 22  Muurplaten voor een mengkraan, op de juiste afstand gemonteerd, met gesoldeerde waterleidingen; hier in de ossature voor gipsplaten die dan betegeld worden.

Er bestaan ook plastic waterleidingen. Soms is het handig die voor lange leidingen (bijv. van de watermeter naar de verdelers, of lange leidingen van de verdeler naar een vertrek) te gebruiken. Deze leidingen zijn vorstveilig. Het leggen van kleine korte bochten is echter niet mogelijk. Voor de overgang van koper op plastic bestaan speciale koppelingen. Die zwarte slang is er in twee soorten: eau potable en irrigation. Het eau potable soort is gekenmerkt door een doorlopende blauwe streep aan de buitenkant. Beiden hebben dezelfde afmetingen en er passen dezelfde koppelstukken op. Maar Potable geeft minder kans op een plastic of grondsmaakje aan je water, en de drukvastheid van de potable is ook groter. Het prijsverschil is overigens minimaal.

4.  Testen van de waterleidingen
Als alle leidingen gelegd zijn, is het goed het systeem op lekkage te controleren alvorens de sleuven in de muur dicht te cementeren of te gipsen. Hiervoor zet u de waterdruk op de leiding en laat alle kranen lopen tot er luchtvrij water komt. Dan laat u het systeem een paar uur onder druk staan en loopt alle soldeerverbindingen na. Soldeer elke lekkende verbinding na aftappen van de leiding meteen opnieuw! Een kleine lekkage kan door kalkafzetting soms vanzelf dicht worden, maar het blijft steeds een zwakke plek die bijvoorbeeld bij drukstoten weer open kan springen. Dus liever nu in vijf minuten repareren dan later een muur weer open moeten bikken.

Redactionele opmerking
Tot nog toe beschrijf ik alleen het leggen van koperen leidingen. Ik heb de techniek met kunststofbuizen toen niet beschreven, omdat ik er geen ervaring mee heb. En ik beschrijf het liefst alleen dingen die ik ooit zelf gedaan heb. Ik ga binnenkort een waterleiding voor tuin en bijgebouwen aanleggen en wil daarvoor PER of multicouche gebruiken.
Voorlopig verwijs ik naar deze website voor  PER-producten. Zie ook de daar gelinkte PDF-infos.


Les tuyaux en PER sont définis par leur diamètre extérieur et leur épaisseur, en millimètres :

  • 12 × 1,1 soit 10 mm de diamètre intérieur (12 – épaisseur × 2 = 12 – 2, 2 = 9,8)
  • 16 × 1,5
  • 20 × 1,9
  • 25 × 2,3

Diamètres courants du tube multicouche, vendus en barres (1,5 m et 3 m) et en couronnes, nus ou dans un fourreau, les diamètres extérieurs courants sont de :

  • 14 (x2) soit 10 mm de diamètre intérieur (14 – épaisseur × 2 = 14 – 4 = 10)
  • 16 (x2)
  • 20 (x2)
  • 26 (x3)
  • 32 (x3)

Verder wil ik dit stuk aanvullen met: 
–  koper, PER of multicouche  
–  aansluitschema’s voor boilers  
–  Franse bijzonderheden

 

© Christian von Klösterlein


1 reactie

Comments are closed.

  1. […] delen door een groter diameter te vervangen. Dat kan zeer ingrijpend zijn. Zie de informatie over het plannen en aanleggen van […]

©2024 Communities Abroad  |  infofrankrijk.com

DISCLAIMER

Login

Forgot your details?