Tuinmuren en opstapjes

Tuinmuren en opstapjes

Niets is karakteristieker voor Franse tuinen en het Franse landschap dan de natuurstenen muren die als erfafscheiding of voor de terrassering van een hellend terrein dienen.

Zie dit gedicht uit de jaren ’60 van André Frénaud:

Plainte du dernier restanquère

Dans la Provence et les montagnes,
Allant de commune à commune
Avec mes mains pour seul outil,
J’élève et je maintiens les murs.
Le sol en pente, je l’arc-boute
Pour l’établir en terre ouvrable.
Cet art si beau qu’on m’a transmis,
C’est d’architecte de la terre.
Je suis compagnon restanquère.
J’étais, car tout ça s’est perdu …


Klaagzang van de laatste murenzetter

Door de Provence en in de bergen
Lopende van dorp tot dorp,
met alleen mijn handen als gereedschap,
Bouw en restaureer ik muren.
Hellende grond vang ik op met een steunmuur
Om werkbaar land te scheppen.
Dit mooie handwerk dat ik georven heb
is landschapsarchitectuur.
Ik hoor bij het gilde van de murenzetters.
Ik hoorde, want nu is dit alles verdwenen….

(vertaling Christian von Klösterlein)

Wie in de 21e eeuw een mur en pierres bouwt of herstelt kan zich dus erfgenaam van deze restanquère voelen. Restanquère is Provençaals voor iemand die waterkerende muren zet. In de rest van Frankrijk heten zij murailleurs. In alle landen rond de Middellandse Zee (Portugal, Spanje, Frankrijk, Italië, Griekenland, maar ook Turkije, Marokko en Algerije, en ook in Schotland) bestaan initiatieven om dit ambacht te laten herleven.

Vragen vooraf

Voor men aan het karwei begint, dient men een aantal vragen te beantwoorden.

Eenzijdige of tweezijdige muur, of een zware terreinmuur?
Als het om een steunmuur met erachter bijvoorbeeld een terras of een iets hoger gelegen stuk tuin gaat, spreekt men over een eenzijdige muur. Alleen de voorkant moet strak zijn, aan de achterkant mogen de stenen onregelmatig (soms heel onregelmatig) uitsteken. De Fransen spreken dan vaak over des murettes, letterlijk muurtjes.

Als de muur vrij staat (bijvoorbeeld als afscheiding tussen twee tuinen of tegen de straat) dan is dit een tweezijdige muur, un mur à double parois. Omdat bij een natuurstenen muur wegens de onregelmatigheid van de stenen maar één kant glad en recht wordt, moet een vrijstaande muur dubbel gemetseld worden: twee muren die ‘rug tegen rug’ staan. Alle onregelmatigheden van de stenen steken dan uit naar de binnenkant van de muur en vormen een soort onregelmatige spouw. Deze spouw wordt bij woonhuismuren opgevuld met een mengsel van steenbrokken, gruis, leem en stro. Bij een tuinmuur plaatst men hier alle niet bruikbare brokken steen en het resterende gruis (pierres concassées), zo nu en dan verstevigd met een laagje metselspecie.

Met zware terreinmuren (murs de soutènement) wordt een terrasvormig terrein aangelegd, bijvoorbeeld om landbouwgrond te winnen. Deze terreinmuren zijn een speciaal geval van eenzijdige muren. Om verwarring met muren van kleine recreatie- of tuinterrassen van 4×5 m. te voorkomen, noem ik de steunmuren van deze terrassen, die meerdere honderden, ja zelfs duizenden vierkante meters kunnen beslaan, in dit stuk terreinmuren. Deze kunnen tot 4 of 5 m. hoog en honderd of meer meter lang zijn. Deze muren worden steeds achterover hellend gebouwd en vereisen een bijzondere bouwtechniek; zij worden daarom ook in een apart hoofdstuk behandeld.

Welke stenen staan ter beschikking?
Stenen afkomstig van een afgebroken huis (une démolition) zijn vaak gelijkmatiger van maat en vorm dan andere die rechtstreeks uit een steengroeve of andere vindplaatsen komen. Dit kan invloed op de bouwtechniek hebben.

Droog stapelen of metselen?
De traditionele eeuwenoude werkwijze is die van droog stapelen. Hoog belaste muren, bijvoorbeeld een opstapje of een muur rondom een zitterras kan men beter met een geschikte specie metselen, zie afbeeldingen 1 t/m 3. Als het erom gaat een klein hoogteverschil in de tuin te overbruggen (en achter de muur is gewoon een beplante border), dan is stapelen de aangewezen methode, zie afbeelding 4. Dit soort kleinere droge tuinmuurtjes kan bijna iedereen zelf plaatsen – zeg maar voor een ambitieuze tuinbricoleur is het geen probleem. Zwaardere terreinmuren, (afbeelding 5) vergen een beetje meer vakkennis en vaak ook zwaarder gereedschap.

Begroeide of niet begroeide voegen?
Men moet een beslissing nemen: wil men in de voeg van de tuinmuur plantengroei hebben of juist niet?
Bij ‘ja’: stenen plaatsen met magere specie (kalk/zand 1 op 4 à 5), of leem als die aanwezig is, of als droge muur opzetten. De voorste 5 à 8 cm. vrij laten, dus hier geen specie of leem aanbrengen. Na uitharden van de muur de voegen met tuinaarde vullen, goed aandrukken. In deze aarde zijn hiervoor geschikte planten te plaatsen of men kan op natuurlijke groei wachten (met kans op mos en onkruid).

Bij ‘nee’ moeten de voegen met een iets vettere specie (kalk/zand 1 op 2,5 à 3) afgevoegd worden, liefst platvol of een beetje hol, zie op deze website in de rubriek wonen/klussen het verhaal over voegen.

Tuinmuren 1 nieuw

Afbeelding 1
Opstapjes en trappen, typische eenzijdige muren

Tuinmuren 2 nieuw

Afbeelding 2
Gemetselde terrasmuur, ook een eenzijdige muur

Tuinmuren 3 nieuw

Afbeelding 3
Eenlaagse muur ter begrenzing van bamboe groei, voegen dicht, fundering 60 cm diep.

Tuinmuren 4 nieuw

Afbeelding 4
Tweelaags tuinmuurtje (eenzijdig), voegen open voor begroeiing

Tuinmuren 5 nieuw

Afbeelding 5
Terreinmuur, 3,5 m. hoog


De werkwijze bij het stapelen/metselen

Fundering
Veel droge terrasmuren hebben geen fundering. Maar het is een misvatting dat een fundering geheel overbodig is. Hoe slapper de ondergrond, hoe belangrijker de fundering. Op rotsachtige ondergrond is helemaal geen fundering nodig, op normaal dragende grond een fundering die tweemaal de muurdikte breed is en bij slappe grond 2,5 tot 3 maal de muurdikte. Normaal bestaat deze fundering uit stenen met behoorlijke grote afmetingen, zie 1 op afbeelding 6.

Tuinmuren 6 nieuw
                                          Afbeelding 6
Dwarsdoorsnede door een droge muur
laag 1 fundering, la semelle
2, 3, 4, 6 stenen met opvulsteentjes, les fourrures
5, 7 doorlopende stenen, parpaings
8 goed passende stenen, des boutisses
9 toplaag, de muurkron, couronnement
In dit voorbeeld worden min of meer regelmatige stenen gebruikt om het principe duidelijk te maken.

Waar geen fundering uit stenen ter beschikking staat, kan men ook een zool van (gewapend) beton maken, afbeelding 7 – 9. Zie ook 1 in afbeelding 30.

Tuinmuren 7 nieuw

Afbeelding 7
Eindafwerking van een vrijstaande tweezijdige muur: palen plaatsen, grote stenen kiezen

Tuinmuren 8 nieuw

Afbeelding 8
De eindafwerking van de kopse kant gezien: Palen, planken en schoren. Ook de fundering, hier gebetoneerd, is te zien

Tuinmuren 9 nieuw

Afbeelding 9
Kant-en-klare eindafwerking

Stenen op dikte (= hoogte) sorteren
De stenen dienen zorgvuldig te worden gekozen. Dit is beslissend voor de stabiliteit van de muur, maar ook voor de optiek. Het is goede praktijk alle beschikbare stenen op dikte te sorteren en dan per laag van de muur met één dikte te werken, ongeveer zoals bij deze huizen, zie afbeelding 10 en 11. Men komt meestal uit op vier of vijf hopen met de verschillende diktes, en een hoop met de ’ongeschikte’ stenen (maar ook die worden gebruikt, zie verderop). Men plaatst de mooiste vlakke kant (le parement) aan de zichtzijde, en liefst ook iets vlakke kanten boven en onder. De lelijkste, meest onregelmatige kant (de ‘staart’, la queue) komt uit het zicht en verdwijnt bij de tweezijdige muur in het binnenwerk.
Stenen met al te afwijkende vorm of afmetingen kunnen ook bewerkt worden. Het is een kwestie van handigheid (en geluk!) of het met moker en beitel lukt een steen naar wens te splijten of te bekappen. De vakman gebruikt hiervoor vaak een steensnijder (une guillotine). Maar gebruikelijker en voor de leek handiger is het de stenen zoals gevonden te gebruiken en de niet passende als vulmateriaal te gebruiken.
Of men alleen de meest gladde stenen gebruikt en hiermee makkelijker stapelt of juist alle onregelmatigheden van het aanwezige materiaal op de koop toe neemt, is een kwestie van smaak. Onregelmatige stenen vergen meer pas-, meet- en proefwerk bij het stapelen, maar geven juist de door sommigen zo gewaardeerde levendige uitstraling aan een muur, anderen houden van strengere muren.

Tuinmuren 10 nieuw

Afbeelding 10
Een huis met murs en pierres, hier met een binnenblad van betonblokken (blocs agglo, parpaings)

tuinmuren 11 nieuw

Afbeelding 11
Nog een mur en pierres

De afbeeldingen 10 en 11 tonen weliswaar geen tuinmuur, maar het gaat om het principe: lagen van gelijke hoogte, baksteenverband, metselkoord.

Soorten metselspecie
Als men de steenlagen op elkaar wil metselen dan geldt de oude regel: hoe zachter de steen hoe zachter de toe te passen mortel. Hard zijn bijv. graniet en vuursteen (silex); de verschillende soorten zandsteen en gres zijn minder hard, tufsteen is erg zacht.
De Romeinen gebruikten voor hun bouwsels een mengsel van kalk en weinig zand waaronder grote hoeveelheden vermalen of gebroken oude dakpannen of ander aardewerk gemengd waren – oersterk en eigenlijk te hard voor onze murs en pierres sèches. Zie hiervoor de website over kalkmortel en het cement van de Romeinen
Het zachtste soort ‘specie’ is leem, du torchis. Kalkspecie is harder, cementspecie (beton) heel hard. In de handel verkrijgbaar zijn de la chaux aérienne, de la chaux hydraulique, en ciment. Chaux aérienne verhardt door opname van CO2 uit de lucht (en geeft water af), chaux hydraulique verhard door wateropname.
De zakken kalk die je tegenwoordig koopt bevatten meestal een industrieel vervaardigde chaux aerienne met soms nog wat toeslagstoffen. De ouderwetse chaux en pâte – zo’n dikke deegachtige substantie die vroeger in een grote kalkput bij een bouwplaats werd bewaard – is alleen op speciale bestelling leverbaar. Ciment wordt samen met zand gebruikt (1 volumedeel cement, drie zand) voor bijvoorbeeld een waterbestendige specie, of bij de vervaardiging van beton. Bij een mortier bâtard zijn beide soorten gemengd – uiteraard met zand erbij – waardoor zij elkaars verharding bevorderen, en dit is het eenvoudigste in het gebruik. Het is tegelijk sterk, en toch ook soepel. De kant en klare zakken bevatten meestal zeer fijnkorrelig zand, waardoor je een gladde structuur krijgt. Voor een meer rustieke uitstraling kun je beter zelf wat mengen, met een grofkorrelige zandsoort, eventueel met hier en daar hele kleine kiezelsteentjes er door heen.

De gebruikte mengverhoudingen, de gebruikte soorten cement en kalk en ook de korrelgrootte van het zand zijn niet alleen bepalend voor het uiterlijk, maar ook voor de uiteindelijke mechanische eigenschappen. Voor een tuinmuurtje kunt je rustig uitgaan van vuistregels, voor het herstel van historische gebouwen wordt het maatwerk. Eén van die vuistregels is dat een mortel wat hardheid betreft moet passen bij de gebruikte steensoort. Een te hard mengsel is in staat een zachte steensoort te laten scheuren, en een harde steensoort kan op zijn beurt schade opleveren voor de metsellaag en de voegen (zie deze website waar de Rijksdienst voor Monumentenzorg informeert over kalkmortel).

Voor de standaard mengverhouding geldt ook een vuistregel: één volumedeel cement, één volumedeel kalk en 4 tot 6 volumedelen zand. Deze c/k/z-volgorde voor de volumedelen kom je in de meeste recepten pour le bon dosage tegen. Niet te veel cement toevoegen, dan lijkt het weliswaar sterker, maar dan neemt door de grotere hardheid de kans op scheuren toe. Daarom zie je ook wel de volgende mengverhouding cement/kalk/zand: 1/3/6. Maar er zijn vele varianten denkbaar, ook afhankelijk van wat er plaatselijk beschikbaar is aan zand- en steensoorten. Cement was ooit zeer duur, en daarom werden vaak ook kalk/leem/zand-mengsels gebruikt.

Het afmeten van die volumedelen gaat eenvoudig met de metseltroffel of met de schep. Het wordt wat lastiger wanneer de mengverhoudingen in gewichten worden aangegeven, of in liters, of in aantallen emmers (seaux), of, erger nog als ‘zoveel emmers zand op 1 zak kalk van 25 kg’. De reguliere kalk(poeder) heeft een aanzienlijker lager soortelijk gewicht dan cement of zand. Een zak van 25 kg heeft meestal een volume van 40 liter, en je voelt het zelf ook onmiddellijk wanneer je aan het scheppen bent: een volle schep kalk weegt niet zo veel. Je moet dus oppassen met het vertalen van tabellen waarin met gewichten wordt gewerkt: de verhouding in gewichten is niet hetzelfde als de verhouding in volumedelen. Zo staat er op de website van één van de grotere bricoketens (zie website: Mengverhoudingen van specie en beton. Je réalise le bon dosage du mortier ou du béton) een uitstekend overzicht van de diverse soorten mortels voor allerlei toepassingen. Voor de mortier bâtard wordt daar het volgende recept gegeven: 25 kg ciment, 25 kg chaux, 250 kg sable en ongeveer 25 liter water.

Wanneer je grote hoeveelheden mortel moet aanmaken werkt dat met de cementmolen het makkelijkste, de bricoleur is vaak al blij wanneer hij zijn kuipje mortel nog leeg kan krijgen voor het mengsel hard wordt. En dan is het werken met volumedelen het makkelijkste. Omdat er in de praktijk toch telkens weer verwarring ontstaat omdat verhoudingen uit de volumebenadering en de gewichtsbenadering onjuist ‘vertaald’ worden, staat deze omrekening hieronder in tabelvorm.

cement kalk zand grind
korrelgrootte van/tot in mm. 0/2 1/6
stortgewicht in kg/liter 0,8 -1,3 0,55 – 0,7 1,6 – 1,7 1,3 – 1,5

Het stortgewicht is, in tegenstelling tot het soortelijke gewicht dat voor de compacte luchtvrije stof geldt, het gewicht van een gestorte hoop van dat materiaal ‘as is’, bijvoorbeeld op een schep of in een zak.

Door het mengen van cement/kalkspecie met leem kan men bijna iedere hardheid verkrijgen. Omdat leem, behalve in ecowinkels, bijna nergens in de handel verkrijgbaar is, wordt die alleen gebruikt als die in de grond ter plaatse aanwezig is. Een ervaren murailleur en pierres sèches gaf het volgende recept:

1 deel leem
1 deel chaux hydraulique
3 delen zand/grind

Het plaatsen en/of metselen laag na laag
Alle stenen worden op de fundering of de voorafgaande laag gelegd waarbij de voorkanten in een lijn moeten liggen. Dit gebeurt vooralsnog ‘droog’, zonder specie dus. Men legt de stenen bij voorkeur langs een touw of een lat, waarbij de stenen het touw net niet raken, afb.[12]. Door de verschillen in afmeting wordt de muur natuurlijk niet overal even dik. Het mag als bekend verondersteld worden dat de stenen enigszins in baksteenverband gelegd moeten worden, dus nooit voeg boven voeg, zie afb.[13]. Ik heb hiervoor de Franse regel gevonden: une à cheval sur deux et deux à cheval sur une. Het beste is het, in een laag smalle en brede stenen afwisselend te gebruiken. Anders is het gevolg dat daar, waar in de reeds liggende laag smalle stenen gebruikt zijn, ook in de daarboven liggende smalle stenen komen. Dat is niet mooi en maakt de muur zwak! Vaak is het een kwestie van proberen met meerdere stenen tot men een bevredigende oplossing gevonden heeft. Om te dikke lagen specie te voorkomen worden daar, waar de stenen niet goed op elkaar liggen of wiebelen steensplinters (pierres de calage) als opvulling gebruikt.

Wanneer alle stenen goed liggen leg je ze in precies dezelfde volgorde naast de muur. Dit is het ogenblik om de stenen goed nat te spuiten; anders nemen zij te veel water van de specie op en laten deze ‘verbranden’. Dan wordt een ruim speciebed aangebracht en de stenen één voor één met een schuivende beweging in de specie gezet, waar nodig met de steensplinters tegen wiebelen. Door de schuivende beweging tegen de reeds liggende buurman komt vanzelf een beetje specie in de stootvoeg, en in de onderliggende stootvoeg is bij het aanbrengen van het mortelbed ook een beetje specie terechtgekomen. De werkwijze met eerst droog leggen, weer opnemen en dan in de specie zetten lijkt omslachtig, maar alleen geroutineerde murailleurs hebben meteen de goede steen te pakken en zetten die onmiddellijk met specie vast. Maar ook hier geldt: Oefening baart kunst (c’est en forgeant que l’on devient forgeron).

Hier is een woord over de bij droge muren vereiste zorgvuldigheid op zijn plaats. Bij droge muren moet iedere steen goed vast en wiebelvrij liggen. De fouten van een laag kunnen nooit bij een volgende laag gecorrigeerd worden! Iedere steen moet met een minimum aan open voegen liggen. Dus liever vijf dan drie stenen op een plaats proberen. En laat de muur ook duidelijk naar achter over leunen.

tuinmuren 12 nieuw

Afbeelding 12
Een lage eenzijdige muur in de tuin. Stenen worden langs een touwtje geplaatst

Tuinmuren 13 nieuw

Afbeelding 13
Joints croisés (boven), non croisés (onder)
In dit voorbeeld worden min of meer regelmatige stenen gebruikt om het principe duidelijk te maken

In plaats van een touwtje per metsellaag te spannen kan men ook een stevige plank plaatsen; deze moet dan natuurlijk goed vastgezet worden, bijvoorbeeld aan palen die bij het begin en eind van de muur staan (en door schoren gestabiliseerd zijn) of voor de muur in de grond geramd zijn. Tegen deze plank kan men dan de stenen schuiven en hoef je er niet steeds op te letten dat je het touwtje niet raakt. Nadeel is wel dat de plank het zicht op de voorkant van de muur belemmert.

tuinmuren 14 nieuw

Afbeelding 14
Tweezijdige muur – het principe

Zo wordt laag na laag gemetseld. Bij een tweezijdige muur (zie afbeelding 14 en 15) worden beide lagen op deze manier afwisselend laag voor laag opgetrokken. Na vier of vijf lagen vult men, als het om een tweezijdige muur gaat, de ‘spouw’ met het vulmateriaal zoals hierboven beschreven. Voor extra stevigheid kan men bij een hoogbelaste muur hier ook ijzeren wapening inleggen; meestal is één wapeningsstaaf voldoende, zie afbeelding 16. Het is beslist niet zo dat de gestapelde muren als ‘verloren’ bekisting voor een betonnen muur dienen, dus de spleet niet van onder tot boven met superhard beton volgieten; het gaat alleen om stabiliserende lagen in de vulling.

Tuinmuren 15 nieuw

Afbeelding 15
Tweezijdige muur – de praktijk

Tuinmuren 16 nieuw

Afbeelding 16
Tweezijdige muur. Het cementeren en wapenen van de muurvulling

Tuinmuren 17 nieuw

Afbeelding 17
De gehele muur op volle hoogte

Bij een éénzijdige muur kan men na een paar lagen al beginnen de aarde erachter weer op te vullen; dat stabiliseert de muur tijdens het uitharden.

Als de muur een hoek heeft, kiest men bijzonder lange stenen die om en om gelegd worden, net zo als de hoeken van een huis. Zie afbeelding18. Men plaatst dus de lange kant van de stenen bijvoorbeeld in laag 1, 3, 5 etc. naar links en in laag 2, 4, 6 naar rechts. Ook de uiteinden van de muur maakt men stevig door het plaatsen van goed gekozen grotere blokken, zie afbeeldingen 7 en 9.

Typische toepassingen van eenzijdige muren zijn opstapjes, terrasranden en kleine hoogteverschillen in de tuin. Zie afbeeldingen 1 tot 4. Goede en minder goede stapelingen van stenen zijn op de afbeeldingen 19 tot 21 te zien (kijk ook naar de geïdealiseerde afbeelding 13).

Tuinmuren 18 nieuw

Afbeelding 18
Hoekverband. In dit voorbeeld worden min of meer regelmatige stenen gebruikt om het principe duidelijk te maken

Tuinmuren 19 nieuw

Afbeelding 19
Zo moet het niet (voeg boven voeg, geen doorlopende lagen), maar dit was alleen de tijdelijke opslag van
gerecupereerde stenen.

Tuinmuren 20 nieuw

Afbeelding 20
Beter, maar zeker niet perfect

Tuinmuren 21 nieuw

Afbeelding 21
Bij dit muurtje is alles goed: enigszins gelijkmatige lagen, baksteenverband, muurkroon – en dat alles en pierres sèches

Tuinmuren 22 nieuw

Afbeelding 22
Muur met kroon (couronne) uit verticaal gestapelde, ongeveer halfronde stenen

De muurkroon (le couronnement, l’arase)
Bovenop de muur worden vaak grotere stenen van gelijke dikte gelegd. De bovenkant van deze kroonstenen dient plat of beter op afschot naar de buitenkant te liggen, zie afbeelding 6. Soms ziet men als siermotief afwisselend brede en smalle stenen in een kroon, of er worden stenen met een afwijkende vorm en/of kleur gebruikt. De muurkroon (couronne) kan ook met verticaal gestapelde halfronde stenen uitgevoerd zijn, afbeelding 22. De kroon moet, vooral bij tweezijdige muren, goed met cementmortel vastgezet worden, en alle voegen ervan moeten goed afgesmeerd zijn, anders sijpelt water in de muur en lost deze van binnenuit op of leidt ’s winters tot schade door bevriezing.

Meer info
Veel informatie over murs en pierre, en dan speciaal en pierre sèche, is te vinden op de websites die aan het eind van het verhaal over terreinmuren worden genoemd. Daar ook meer over de toepassing van kalkmortels voor bouwkundige herstelwerkzaamheden, zoals pleisterwerk.

Bekijk ook nog eens de afbeeldingen 10 en 11. Hier gaat het weliswaar om buitenmuren van huizen, maar zij laten goed de ook voor tuinmuren geldende principes zien:

– lagen van gelijke hoogte,
– baksteenverband,
– metselkoord.

Zie ook: https://infofrankrijk.com/het-aanleggen-van-terreinmuren/


© Christian von Klösterlein

Met dank aan Rob van der Meulen/RobertArthur voor talrijke aanvullingen, het ter beschikking stellen van zijn foto’s en het opzoeken van websites – en niet te vergeten de vragen en antwoorden op het forum van deze website Wonen en leven in Frankrijk.

©2024 Communities Abroad  |  infofrankrijk.com

DISCLAIMER

Login

Forgot your details?