Het is een bekend verhaal: Je staat onder de douche en plotseling wordt de straal heel miezerig of de temperatuur ervan verandert, omdat iemand een wastafelkraan geopend heeft of de WC doorspoelt. Dat kan gebeuren als een huis waar oorspronkelijk alleen een keukenkraan en twee wastafels aangesloten waren, omgebouwd werd tot modern vakantiehuis met twee badkamers, drie WC’s en alle mogelijke was- en afwasapparatuur. De aanwezige leidingen, meestal met 12 mm buiten- en 10 mm binnendiameter, kunnen dit niet aan en veroorzaken een niet tolereerbaar drukverlies.
En van een andere klusser had ik ooit dit gehoord: Ik had uit Nederland een aantal lengtes koperen buis van 15 mm meegebracht en daarmee mijn waterleidingnet in elkaar gesoldeerd. Toen een van de leidingen door vorst gesprongen was, had ik een paar moffen nodig om een stuk nieuwe leiding te plaatsen. Die waren in geen enkele Brico of sanitairwinkel te vinden. Ik moest alles vervangen door 16 mm-leidingen. In Frankrijk worden namelijk alleen de even diameters gebruikt.
Je kunt er meestal zeker van zijn dat de water- en rioleringsleidingen in een oud huis niet volgens de heden ten dage geldende principes aangelegd zijn en dat latere toevoegingen/uitbreidingen het systeem inefficiënt en onbetrouwbaar hebben gemaakt. En hier en daar een beetje aanpassen is meestal niet de goede oplossing. Men kan beter een omvattend plan maken en dit in meerdere etappes uitvoeren, bijvoorbeeld een stuk bij de renovatie van de keuken, een bij de badkamer etc.
Ik geef daarom in dit stuk een paar aanwijzingen voor doelgerichte planning en uitvoering van huiswaterleidingnetten en ook mogelijke oplossingen voor veelvuldig voorkomende problemen.
1. De planning van het waterleidingnet
Een beetje nadenken en planning zijn dus wel vereist. Uit mijn ervaring weet ik dat het goed aanleggen van water- en rioleringsleidingen meer hoofdbrekens kost dan het aanleggen van elektrische bedrading; die kan je immers veel beter in alle mogelijke bochten leggen.
Een beetje strategisch denken en een goed plan zijn nodig. En het uitbreiden dan wel aanpassen van een bestaand net is meestal moeilijker dan het compleet nieuw aanleggen, vooral als aan het bestaande net al door meerdere generaties geprutst is.
Er zijn drie planningsstappen te onderscheiden:
1. Maak een schematische lijst van de verbruikers
2. Bepaal de diameters
3. Plan de ‘huiselijke geografie’, dat wil zeggen de tracés van alle leidingen – en pas zo nodig de diameters aan
Vóór men met het maken van het schema van de verbruikers begint, is het goed te weten dat er voor iedere verbruiker beproefde aanbevolen diameters voor aan- en afvoerleidingen bestaan. Deze zijn op de websites van de meeste Brico’s te vinden.
Aanbevolen leidingdiameter bij aansluitingen voor water en afvoer
Aanvoer koper binnen/buiten- diameter (mm) |
Afvoer PVC buitendiameter (mm) |
|||
optimaal | desnoods | optimaal | desnoods | |
WC | 8/10 | 100 | ||
wastafel,bidet | 10/12 | {8/10} | 40 | |
wasmachine, vaatwasser | 10/12 | 40 | ||
keukengootsteen (évier) | 12/14 | 10/12 | 50 | {40} |
douche | 14/16 | {12/14} | 50 | {40} |
badkuip | 16/18 | 14/16 | 40 | |
hoofdaanvoer, boiler | 20/22 | – | ||
overstort boiler, condenswater HR-ketel | – | 32 | ||
hoofdafvoer (standpijp) | – | 125 |
Opmerkingen:
1. De afmetingen die in bovenstaande tabel tussen haakjes staan, mogen alleen bij heel korte leidingen (minder dan 1 m) toegepast worden.
2. Bij lange aanvoerleidingen (meer dan 10 m tussen verdeler en verbruiker) kan men beter de volgende grotere diameter kiezen.
3. Dunnere aanvoerleidingen kunnen het debiet beperken, wat vooral bij douches lastig is.
4. Dikkere leidingen resulteren bij warm water in meer waterverlies bij het opstarten na afkoeling.
De beperkingen 3 en 4 gelden vooral bij grote lengtes.
5. Men vindt in deze Franse tabel bij de waterleidingen (aanvoer) geen oneven diameters.
6. De afvoer van de Franse WC’s is 100 mm en niet 110 zoals in NL gebruikelijk.
De beperkingen 5 en 6 brengen bij montage van ‘Nederlands’ materiaal moeilijkheden met zich mee of maken gebruik ervan onmogelijk.
7. Bij wasmachine en vaatwasser is 40 mm veiliger dan de in het verleden vaak aanbevolen 32, want sommige apparaten hebben afvoerpompen met een fors debiet.
8. De sifons van wastafels en keukengootstenen hebben weliswaar een aansluiting van resp. 32 en 40 mm, maar deze worden met een lijmloos manchet (zie afbeelding hieronder) in de rioolleiding gestoken. Voor details zie punt 9 van dit stuk.
En let verder op:
De tabel geeft de leidingdiameter bij de verbruiker aan. Aanvoerleidingen waardoor meerdere verbruikers gevoed worden, moeten natuurlijk dikker zijn dan de afzonderlijke leidingen. Er bestaat een simpele regel voor de diameterkeuze van deze waterleidingen:
Als de leidingen van twee verbruikers vanuit één gemeenschappelijke aanvoer gevoed worden dan dient men hiervoor minimaal de volgende grotere diameter te kiezen,
bijv. 2 verbruikersleidingen à 10/12 een 12/14 aanvoer
– 2 verbruikersleidingen à 14/16 een 16/18 aanvoer
Iedereen met een beetje natuurwetenschappelijk inzicht begrijpt dat het debiet van een leiding met de tweede macht van de diameter toeneemt. Daaruit volgt:
Een 20% grotere diameter is gelijk aan ca. 44% meer capaciteit, een 40% grotere diameter is gelijk aan ca.100% meer capaciteit. Als beide leidingen van 10/12 tegelijkertijd vol moeten kunnen lopen dan moet de aanvoer dus 40% groter zijn (binnen), 14/16 mm dus.
Met deze theoretische bagage is het makkelijk een schematische lijst van verbruikers en de daaruit resulterende diameters op te stellen. Hierbij gaat men steeds van de verbruikers uit, men werkt dus als het ware tegen de stroomrichting van het water in. Ik neem hier het voorbeeld van een huis met twee badkamers, een keuken en een buanderie (bijkeuken), een WC en een aantal buitentappunten, en ik geef alleen het schema voor koud water weer.
Vertrek | Verbruiker | ø | ø van de gemeenschappelijke aanvoer |
Badkamer 1 | wastafel * | 12 | |
douche * | 14 | 16 | |
WC-spoeling | 10 | ||
Buanderie | gootsteen * | 14 | |
wasmachine | 12 | 14 | |
Keuken | gootsteen # | 14 | |
vaatwasser | 12 | 14 | |
WC | WC-spoeling | 10 | |
fontein | 12 | 14 | |
Badkamer 2 | wastafel * | 12 | |
badkuip * | 14 | 16 | |
WC-spoeling | 10 | ||
Buiten | terras | 12 | |
moestuin | 12 | 12 | |
gazon 1 | 12 | ||
gazon 2 | 12 |
* hier een vergelijkbaar schema voor warm water maken
# warm water via onderbouwboiler die door een aftap van de 14 mm-leiding gevoed wordt.
In de keuken en de buanderie is de aanvoer niet dikker dan de gootsteenleidingen gekozen omdat wasmachine en vaatwasser alleen kortstondig water trekken, wat aan de gootsteen geaccepteerd kan worden. Dit is anders als de wasmachine in de badkamer staat en op dezelfde leiding als de douche aangesloten is. Voor tuin en terras voldoet een kleine aanvoer: men gebruikt meestal toch alleen één van de aansluitingen tegelijk.
Put slaan melden bij de gemeente Sinds 1 januari 2009 is het nodig om bij het slaan van een waterput of het boren naar water een verklaring af te geven op het gemeentehuis. Het formulier hiervoor is op internet te downloaden. Het gaat om het naar boven halen van water voor huishoudelijk gebruik. Een maand voordat de werkzaamheden beginnen, moet de déclaration zijn ingeleverd en deze moet informatie bevatten over de manier waarop het water naar binnen wordt geleid en hoe het vervolgens weer wordt afgevoerd. Na voltooiing van de werkzaamheden moet binnen een maand weer een verklaring worden afgegeven en zal, als het water als drinkwater wordt gebruikt, een analyse moeten worden bijgesloten van een erkend laboratorium. Controle op de put of de pompinstallatie zal zeven dagen tevoren worden aangekondigd. De nieuwe reglementering is op 1 januari ingegaan voor nieuwe werken. Eerder uitgevoerde werken moeten dit jaar vóór 31 december worden gemeld aan het gemeentehuis. |
2. De Fransen plaatsen waterverdelers
Bij het plannen van de aanvoeren naar de diverse vertrekken dient men met een Franse gewoonte rekening te houden: terwijl het in Nederland gebruikelijk is vanuit de watermeter één leiding met aftakkingen naar alle aan te sluiten vertrekken te leggen, gebruiken de Fransen centrale waterverdelers met separate leidingen naar de vertrekken. Deze waterverdelers (nourrices) bestaan met 3 tot 8 aftakkingen en zijn aan elkaar te koppelen. Verderop, bij de installatie-instructies (‘uitvoering van de waterleidingen’) ga ik nader op de techniek van de nourrices in. In een huisleidingnet dat volgens deze installatiemethode aangelegd is, is het mogelijk bij een storing alleen de kraan in de leiding voor het betreffende vertrek te sluiten zodat alle andere verbruikers ongestoord blijven. Separate stopkranen onder iedere wastafel, zoals in Duitsland, Oostenrijk en de Scandinavische landen gebruikelijk, zijn ook niet meer nodig (maar deze zijn soms handig om het debiet in te kunnen stellen zodat de mengkraan prettig werkt, als deze niet een ingebouwde voorinstelmogelijkheid heeft).
In het stadium van planning, is het vooral belangrijk te weten waar de verdelers geplaatst worden, want daarvan hangt de lengte van de leidingen af. De meest aangewezen plaats is een kelder of een nevenvertrek op de begane grond (schuur, bijkeuken, desnoods ook de kast onder het keukenaanrecht). Als uit de plaatsing van de verdeler(s) erg lange leidingen naar het een of ander vertrek resulteren, is het toch beter een iets grotere diameter te kiezen om de drukverliezen door stromingsweerstand te beperken. Dit bedoelde ik met ‘diameters na de geografische planning herzien’.
Beknibbelen op de diameter van leidingen is een van de meest gemaakte fouten bij waternetten, en niet alleen door Nederlanders. Ik zeg steeds als dikke-duim-formule:
– 20% meer diameter resulteert in 44% meer debiet,
– veroorzaakt 5-10% hogere materiaalkosten,
– 0% meer arbeidsloon,
– maar bespaart 95% van alle mogelijke ergernissen.
Denk verder aan de boven genoemde wet van de tweede macht en vul maar in:
40% meer diameter resulteert in het dubbele debiet, veroorzaakt 10-15% hogere materiaalkosten, 0% meer…. De dikkere leidingen en de bijbehorende grotere bochten zijn hooguit soms een beetje moeilijker te plaatsen, maar daarvoor is meestal een oplossing te vinden.
3. Franse bijzonderheden
Ik herhaal: In Frankrijk worden alleen de even diameters gebruikt. Daardoor kun je bijvoorbeeld een overgang van 12 naar 10 mm diameter realiseren door in een 10/12 pijpje een van 8/10 te solderen, zonder verloopstuk. De in NL zeer gebruikelijke 15 mm-leidingen (ze zouden in de Franse terminologie 13/15 moeten heten) zijn in Frankrijk niet te vinden. Neem deze daarom nooit uit NL mee. Je vindt er in Frankrijk geen hulpstukken voor.
Laat je niet verleiden in Frankrijk alle beschikbare diameters te gebruiken. Er bestaat een voorkeurreeks die logaritmisch opgebouwd is. Deze voorkeurreeks is opgebouwd op een factor 1,4 voor de binnendiameters, want de wortel uit 2 is 1,414.
Zodoende heeft de volgende diameter steeds de dubbele capaciteit van de voorgaande, want de capaciteit volgt de diameter met de tweede macht. De vergelijking van een zuiver logaritmische reeks, de Nederlandse standaard en de in Frankrijk te gebruiken voorkeursafmetingen maakt het duidelijk:
Zuiver logaritmisch | 7 | 10 | 14 | 20 | 28 | 40 | |
Nederlandse standaard | (6/8) | 8/10 | 13/15 | 18/20 | 26/28 | 38/40 | |
Franse voorkeursreeks | 8/10 | 10/12 | 14/16 | 20/22 | 28/30 | 40/42 | |
Ook bestaand in Frankrijk | 12/14 | 16/18 |
4. Gedetailleerde planning van de waterleidingen
Met de boven gegeven regels en aanbevelingen zijn de diameters van de leidingen te bepalen. Verder hadden wij het over de leidinglengtes. Korte leidingen zijn, vooral bij warm water, van voordeel. Als het mogelijk is zou ik steeds de badkamer(s) dicht bij de warmwatervoorziening (combi-CV of boiler) plannen (of de warmwatervoorziening dicht bij de badkamers). Maar helaas is dit in een bestaand huis vaak niet mogelijk. Als lange warmwaterleidingen niet te voorkomen zijn, dan is een recirculatieleiding een oplossing (un boucle). Door een kleine pomp wordt warm water steeds van de boiler/CV langs alle verbruikers en terug gepompt. Zodoende heeft iedere verbruiker steeds warm water zonder wachttijden ter beschikking. De pomp kan aan de lichtschakelaar van de badkamer(s) gekoppeld zijn om onnodig permanent pompen te vermijden of er kan een separate schakelaar voor de pomp geplaatst worden.
Bij de detailplanning van de waterleidingen is een beetje inventiviteit gevraagd, als men niet overal leidingen in het zicht wil hebben. Als ergens de fantasie en het interdisciplinaire denken van een klusser gevraagd is dan hier.
Een paar hints uit de praktijk:
leidingen zijn goed door inbouwkasten of nevenvertrekken te leggen
leidingen kunnen door een penant of nepbalk gecamoufleerd worden (afb.1)
als er een nieuwe betonvloer gestort wordt kunnen de leidingen in deze gelegd worden
inhakken in scheidingswanden van gasbeton is een fluitje van een cent (het is meer inkrabben dan inhakken)
als er voorzetwanden van gipsplaten gepland zijn dan zijn de leidingen goed achter deze weg te werken (bij buitenmuren aan de warme kant van de isolatie want anders bestaat gevaar van bevriezen)
als badkamer en buanderie door een gemeenschappelijke wand gescheiden zijn, is het mogelijk alle leidingen voor badkamer en buanderie aan de kant van de buanderie in het zicht te leggen en met korte steekleidingen naar de badkamer te gaan
holle (hangende) plafonds zijn uitermate geschikt voor het leggen van alle mogelijke leidingen, dus ook water en riool
Afbeelding 1
Waterleidingen in een nepbalk
1 bestaande balk
2 leidingen
3 nepbalk: een gladde en een geprofileerde plank
Aan de andere kant mogen waterleidingen nooit in de spouw van buitenmuren gelegd worden (gevaar van bevriezen).
Bij een huis dat in de winter niet bewoond wordt is het ter voorkoming van vorstschade noodzakelijk het systeem af te tappen. Hiervoor dienen alle leidingen zodanig aangelegd te worden dat deze goed leeg kunnen lopen, en de aftap moet natuurlijk op het laagste punt zitten. Dus overal afschot en één gedefinieerd laagste punt. Als dit niet mogelijk is dan moeten op alle laagste punten aftapmogelijkheden voorzien zijn.
Maar wacht even vóór je de planning van de waterleidingen afmaakt:
Als ook de rioleringen vervangen/uitgebreid/aangepast moeten worden dan zou ik een totaalplanning voor water en riool maken. In vertrekken waar veel leidingen zitten plan en plaats ik eerst de rioleringen, dan waterleidingen en ten slotte de elektrische leidingen. Want rioleringen zijn het dikst en moeten met afschot gelegd worden, bij het leggen van waterleidingen hebt je door de kleinere diameters meer vrijheden, en elektrische leidingen kunnen in alle mogelijke bochten gelegd worden, al moet het niet te gek worden. Dus, als je water en riool moet vernieuwen lees dan even ook de adviezen over riool verderop in dit hoofdstuk.
5. Het leggen van de waterleidingen
Bij het aanleggen van waterleidingen werkt men steeds in de stroomrichting van het water. Bij een compleet nieuw waterleidingsysteem zou ik dus van de toevoer uitgaan, in het algemeen is dit bij de watermeter. Bij een gedeeltelijke vernieuwing gaat u van de bestaande leiding uit, niet van de verbruikers. Ik beschrijf hier een compleet systeem, de werkwijze bij een deelsysteem kan hiervan op eenvoudige wijze afgeleid worden.
De leiding tot en met de watermeter valt onder de verantwoordelijkheid van het waterleidingbedrijf, hieraan mag u niet komen. Vanaf de watermeter bent u verantwoordelijk. Zie afbeelding 2.
Afbeelding 2
Watermeter en waterverdelers | |
1 Hoofdkraan | 6 koudwaterleidingen |
2 Watermeter | 7 voeding van de boiler |
3 Aftap | 8 Boiler |
3’ alternatieve aftap | 9 Warmwaterverdeler |
4 stopkraan | 10 Warmwaterleidingen |
5 koudwaterverdeler |
Afbeelding 3
Nourrice:
1 buitendraad 20/27 (¾”)
2 binnendraad 20/27 (¾”)
3 4x buitendraad 15/21 (½”)
De eerste aftap wordt onmiddellijk naast de watermeter geplaatst, 3 in afbeelding 2. Sommige watermeters hebben een eigen aftap. De hoofdstopkraan 4 is niet strikt noodzakelijk maar wordt meestal geplaatst. De hoofdleiding gaat dan naar de koudwaterverdeler 5, een van die typische nourrices, zie afb.3. Deze dient zo veel afgangen te hebben als er vertrekken met wateraansluiting zijn plus één voor de toevoer van de warmwaterboiler (afbeelding 2, nr. 7). Het warme water wordt weer door een nourrice verdeeld. Op alle afgangen van de nourrices zitten stopkranen. Hiervoor kiest men het liefst kogelkranen (vannes sphériques, die met de karakteristieke rode hendels), want die hebben minder last van kalkaanslag en gaan niet zo gauw vastzitten – steeds een probleem bij kranen die niet vaak bediend worden.
Alle leidingen in huis zijn normaliter van koper met een wanddikte van 1 mm. Of men harde leidingen van getrokken koper neemt (cuivre écroui) of zacht koper van de rol (cuivre recuit en couronne) is een kwestie van persoonlijke voorkeur. Het harde koper moet warmgestookt (uitgevlamd) worden, tenminste als dikke leidingen met een eenvoudig buigijzer gebogen moeten worden of men het met de hand wil buigen. Ik prefereer hard koper, want dat is waar nodig zacht te stoken, terwijl zacht koper nooit hard te maken is.
Hoe koper te solderen is (zacht met tin en Butagasvlam) en hoe men bochten met een buigijzer of buigveer maakt staat in alle handleidingen en klusadviezen van de bouwmarkten en iedereen krijgt dat met een beetje oefening onder de knie.
Er bestaan wel een paar handige trucs die niet alom bekend zijn:
ingewikkelde meervoudige aftakkingen soldeert men beter niet ter plaatse maar in de werkplaats waar het werkstuk van alle kanten toegankelijk is; desnoods plaatst men in het werk een extra soldeermof op een makkelijk toegankelijke plaats;
waar nieuw op oud gesoldeerd moet worden is het steeds nodig tot op het gezonde materiaal terug te gaan, dus liever een beetje meer van die oude half vergane leiding wegsnijden tot men zeker op gezond materiaal zit; dit mag niet poreus of geoxideerd zijn;
bochten die met een buigijzer gemaakt worden komen nooit precies op de bedoelde plaats terecht, en dit kan bij meervoudige (ruimtelijke) bochten vervelend zijn; daarom tussen de bochten een mof plaatsen (zie afb. 4) en hier de lengte aanpassen.
Afbeelding 4
Bochten apart buigen, pijpen op lengte brengen en dan een mof plaatsen
Alle leidingen moeten om de 50 cm in beugels bevestigd worden. Kort voor ieder bocht of T-stuk dient ook een leidingsteun geplaatst te worden. Er bestaan ook bevestigingsbeugels met rubberen voering die een beetje thermische uitzetting toelaten. Warmwaterleidingen worden tegen warmteverlies met overgeschoven buisisolatie geïsoleerd. Het is doelmatig ook koudewaterleidingen te isoleren op trajecten waar condensatie op de leidingen optreedt. Omdat condensvocht aan de onderkant van de leidingen naar het laagste punt loopt en daar afdruppelt, vermoedt men vaak ten onrechte een lekkage. Zie hierover ‘Lekkage of condensvorming’ onder ‘andere vraagstukken over water’. Het condensprobleem treedt vooral in slecht geventileerde warme ruimtes op (denkt u eens aan de bekende condensvorming op het WC-reservoir).
Geluidsoverlast (stromingsgeluid van water in leidingen of ‘slaan’ van leidingen) is meestal door twee fouten veroorzaakt: de afstand van de houders is te groot gekozen, of de muurdoorvoeringen zijn niet zorgvuldig geïsoleerd. De gaten in muren dienen rondom 15-20 mm groter te zijn dan de leidingen, dus 50-60 mm voor de gebruikelijke leidingen van 12 tot 20 mm. De vrije ruimte wordt met bouwschuim (PUR) of stukken buisisolatie opgevuld.
Er bestaan ook plastic waterleidingen. Soms is het handig die voor lange leidingen (bijv. van de watermeter naar de verdelers, of lange leidingen van de verdeler naar een vertrek) te gebruiken. Deze leidingen zijn vorstveilig. Het leggen van kleine korte bochten is echter niet mogelijk. Voor de overgang van koper op plastic bestaan speciale koppelingen. Die zwarte slang is er in twee soorten: eau potable en irrigation. Het eau potable soort is gekenmerkt door een doorlopende blauwe streep aan de buitenkant. Beiden hebben dezelfde afmetingen en er passen dezelfde koppelstukken op. Maar Potable geeft minder kans op een plastic of grondsmaakje aan je water, en de drukvastheid van de potable is ook groter. Het prijsverschil is ook minimaal.
6. Waterkranen met ‘Franse’ maten?
Waterkranen en andere verbruikers worden in muurplaten geschroefd die op de leidingen gesoldeerd zijn. Deze muurplaten dienen de juiste diameter voor de koperen buis en de te monteren waterkraan te hebben, bij mengkranen ook de juiste hart-op-hart afstand (120 of 150 mm). Hier heeft menig Nederlander zich over de Franse maatvoering verbaasd. Geen halfduimse of 3/8” schroefdraad voor de kranen, alleen vreemde maataanduidingen zoals 15/21. Wat is dat?
Eerst dacht ik ook dat de waterkranen en koppelingen die ik vanuit Nederland nog in mijn loodgieterstas had in Frankrijk niet zouden passen. De maataanduidingen in de bouwmarkt en bij de plombier waren immers heel vreemd. Maar dan kwam ik erachter dat de Fransen wél 3/8″ en halfduimse (1/2”) schroefdraad gebruiken, alleen zij duiden die met hun binnen- en buitendiameter in mm aan. In de catalogus van een bouwmarkt vond ik dan ook de volgende conversietabel, die ik nu steeds in mijn loodgietertas heb:
Correspondance des principaux filétages utilisés en plomberie
Appellation actuelle | 8/13 | 12/17 | 15/21 | 20/27 | 26/34 | 33/42 | 40/49 |
ø en pouce | ¼ | ⅜ | ½ | ¾ | 1 | 1¾ | 1½ |
ø du raccord mâle | 13 | 17 | 21 | 27 | 34 | 42 | 49 |
ø du racoord femelle | 11 | 15 | 19 | 25 | 32 | 40 | 47 |
De tabel noemt dus (van boven naar beneden):
De in Frankrijk gebruikelijke benoeming (appellation actuelle)
diameter in duimse aanduiding (diamètre en pouce)
buitendiameter van een buitendraad [mm] (diamètre du raccord mâle)
binnendiameter van een binnendraad [mm] (diamètre du raccord femelle)
Andere dan de genoemde maten zul je in huisinstallaties niet gauw tegenkomen. De meest gebruikelijke maten zijn vet gedrukt. De genoemde maataanduidingen zal men ook bij alle aansluitingen van boilers etc. en ook bij CV’s tegenkomen.
7. Testen van de waterleidingen
Als alle leidingen gelegd zijn, is het goed het systeem op lekkage te controleren alvorens de sleuven in de muur dicht te cementeren of te gipsen. Hiervoor zet je de waterdruk op de leiding en laat alle kranen lopen tot er luchtvrij water komt. Dan laat je het systeem een paar uur onder druk staan en loop je alle soldeerverbindingen na. Soldeer elke lekkende verbinding na aftappen van de leiding meteen opnieuw. Een kleine lekkage kan door kalkafzetting soms vanzelf dicht worden, maar het blijft steeds een zwakke plek die bijvoorbeeld bij drukstoten weer open kan springen. Dus liever nu in vijf minuten repareren dan later een muur weer open moeten bikken.
8. Te lage of te hoge waterdruk – typische problemen op het Franse ‘platte’ land
Als het huiswaterleidingnet volgens de boven gegeven regels aangelegd is, zal men geen ‘huisgemaakte’ problemen met onderlinge beïnvloeding van de waterverbruikers hebben. Want dit is mijn ervaring: acht of negen van tien Frankrijkgangers die over problemen met het waternet klagen, hebben dit aan hun huiswaternet te danken en niet aan het waterleidingbedrijf. Dit noem ik huisgemaakte problemen. Maar niet ieder systeem is volgens de regels aangelegd en er bestaan ook typisch Franse problemen die met de geografie en het soms niet erg moderne net van de waterleidingbedrijven te maken hebben. De druk kan te hoog of te laag zij, of het debiet van de aanvoerleiding kan te klein zijn.
Anders dan in het platte Nederland kun je niet overal in Frankrijk een ‘normale’ waterdruk verwachten. In dichtbevolkte gebieden is dat meestal geen probleem, daar staan voldoende pompstations of reduceerinrichtingen. Trouwens: een normale waterdruk is iets van 2,5 tot 4 kg/cm2; men spreekt ook over ‘bar’ en de Fransen zeggen simpelweg trois kilos als zij 3 bar of 3 kg/cm2 bedoelen.
In heuvelachtig gebied kunnen zich problemen voordoen. Te weinig druk komt daar voor bij de hoger gelegen huizen, of op percelen die ver van de watertoren of het pompstation verwijderd zijn, of die een te dunne aanvoerleiding hebben. Andersom komt te hoge waterdruk voor bij huizen die juist in een dal liggen, en/of dicht bij een watertoren. De natuurwetenschappelijke achtergrond is dat het hoogteverschil in het leidingnet als een extra drukgenerator werkt, voordruk van het pompstation en druk van de statische waterkolom worden als het ware opeengestapeld.
Om vast te stellen waar de oorzaak van de problemen zit (bij het waterleidingbedrijf of in huis) moet de waterdruk die het huis binnenkomt gemeten worden. Dat doet men zo: je hebt een manometer tot ongeveer 10 bar (of kg/cm2) nodig. Die sluit je op het uiteinde van het huisnet aan, zo ver mogelijk van de watermeter verwijderd. Hiervoor verwijdert men een kraan en plaatst de manometer op zijn plaats. Als alle waterverbruikers gesloten zijn, treedt geen drukverlies door stroming op en je hebt in het hele huiswaternet dezelfde druk. Je meet dus de begindruk. De mogelijke uitkomsten zijn:
meetresultaat | conclusie | |
1 | minder dan 2 bar | het waterleidingbedrijf levert te weinig druk |
2 | 2 tot 3 bar | dit is een grensgeval, het kan voldoende zijn of net niet |
3 | 3 tot 5 bar | alles ik OK |
4 | meer dan 5 bar | deze hoge druk kan problemen opleveren |
Gevolgen en te ondernemen acties:
Geval 1: De kranen leveren te weinig water en beïnvloeden elkaar sterk en sommige gasgeisers werken niet goed. Hier moet beslist een opvoerunit geplaatst worden
Geval 2: Hier moet desnoods een opvoerunit geplaatst worden
Geval 3: Geen actie nodig.
Geval 4: Waarschijnlijk sputteren de mengkranen en slaat het overdrukventiel van de boiler te pas en te onpas aan, en sommige gasgeisers kunnen hier niet tegen. Hier moet een drukregelaar of reduceer geplaatst worden.
Als je tussen de 2 en 5 bar meet (geval 2 en 3), zou ik voor de zekerheid nog een stap verder gaan. Dan open je een kraan dicht bij het aansluitpunt van de manometer. Zakt de druk onder de kritieke grens van 2 bar, dan is de huisleiding te klein van diameter of te lang en slokt een groot deel van de aanwezige druk door stromingsverliezen op. In dit geval kan een opvoerunit helpen, maar als langetermijnoplossing is het beter het hele leidingnet volgens de huidige inzichten aan te passen, of tenminste belangrijke delen door een groter diameter te vervangen. Dat kan zeer ingrijpend zijn. Zie de uiteenzettingen hierboven.
En nu de oplossingen:
Bij te weinig waterdruk (geval 1 of 2) moet een opvoerunit geïnstalleerd worden. Deze units zijn als kant-en-klare kleine sets bestaande uit pomp, bufferdrukvat en drukschakelaar verkrijgbaar; zij heten in het Frans hydrofoor of surpresseur en kosten tussen de € 150 en 250 (voor een unit die 3 bar en 1,5-2m3/h levert). Deze moet men tussen de watermeter en de verdeler plaatsen, en er is een elektriciteitsaansluiting ter plekke nodig. Om geluidsoverlast te voorkomen kiest men een plek in huis ver van de slaapkamers, een elastische opstelling en ook elastische leidingaansluitingen; soms moet een aparte waterslag demper geplaatst worden.
Bij te hoge waterdruk moet na de watermeter een drukregelaar of drukverminderaar, ook reduceer genoemd (regulateur de pression of détendeur), geïnstalleerd worden, kost ca. € 50. Een regulateur de pression is meestal instelbaar, een détendeur is op een vaste secondaire druk ingesteld. Een bestaande verkalkte drukregelaar ontkalken en opnieuw instellen is haast onmogelijk, omdat bij de demontage meestal het een of ander kwetsbare onderdeel sneuvelt. Vervangen dus.
Ik wil ook nog een bijzonder geval noemen:
Ik heb van iemand gehoord die een opvoerunit geplaatst had, maar die trok geregeld vacuüm op de zuigleiding (wil zeggen de aansluitleiding op het gemeentenet). De gemeentelijke aanvoerleiding had gewoon een te geringe diameter. Enige oplossing was het plaatsen van een buffertank die vanuit het openbare net door een vlotterventiel gevuld wordt. Zo kon de buffer steeds weer langzaam gevuld worden, ook had men in huis op een gegeven ogenblik meer water nodig dan het net kon leveren.
Je moet er iets voor over hebben als je ver van dichtbevolkte gebieden wilt wonen.
9. Planning van de rioleringen
Als de planning voor het waterleidingnet klaar is doe je hetzelfde voor de riolering. Je gaat weer van de verbruikers en hun aanbevolen afvoerdiameters uit en voegt die samen tot een net met diameters die in stromingsrichting gezien steeds toenemen.
Men gaat weer van de aanbevolen diameters voor de leidingen uit, zie de tabel onder punt 1 (kolom ‘afvoer’).
Sifons (stankafsluiters) bestaan in 32 mm (voornamelijk voor wastafels) en 40 mm (voornamelijk voor keukengootstenen, éviers). Deze kunnen met handige rubbermanchetten 32/40 en 40/50 op de volgende grotere afvoerleidingdiameter aangesloten worden. Omdat deze manchetten lijmloos zijn kunnen de sifons voor ontstoppingswerkzaamheden makkelijk los genomen worden.
Badkuipen hebben voor de afvoer (sifon) een gat van 52 mmØ. De sifons hebben dan een afvoer van 40mmØ.
Douchebakken hebben voor de afvoer (sifon) een gat van 60 of 90 mmØ. De sifons hebben dan een afvoer van 40 of 50mmØ. Normale sifons hebben een inbouwhoogte H van 115 mm. Voor 60 en 90 mm bestaan ook modellen met H = 80 mm; deze zijn van bovenaf te openen voor het reinigen en om verstoppingen te verhelpen.
U plant net zo als bij de waterleidingen vanuit de gebruikspunten (wastafels, badkuipen, douchebakken, wasmachines en WC) en past, nu in stroomrichting gezien, bij iedere samenvoeging van leidingen de volgende grotere diameter toe. Later wordt hiervoor een tracé uitgewerkt.
10. Gedetailleerde planning van de riolering: afschot en beluchting
Bij het vastleggen van de definitieve routing van de rioleringen moet je anders dan bij waterleidingen, op afschot en beluchting letten.
Afschot
Je moet elke afvoer van vuil water met een constante afschot van ca. 1% aanleggen. 1% is gelijk aan 1 cm per strekkende meter. Meer is niet nodig. Bij minder afschot wordt de stroomsnelheid te laag en slibben de leidingen te snel dicht. Bij meer afschot kan een separatie van vaste en vloeibare stoffen plaats vinden; het water loopt weg, excrementen en papier blijven liggen. Verstoppingen zijn het resultaat. Bij dit soort gevallen beter een afschot van ca. 1% aanhouden en dan een verticale val toepassen. Het is nagenoeg onmogelijk het nodige afschot van minimaal 1% te realiseren als je langere leidingen in de vloer legt (in het beton stort); als je door een kamer van 8 m moet is dat immers 8 cm.
Beluchting
Een vaak gemaakte fout (ook van vakmensen, en ook in Nederland) is het niet beluchten van afvoerleidingen. Bij het doortrekken van de WC ontstaat dan door de massieve naar beneden stortende waterkolom een vacuüm dat ondiepe stankafsluiters (meestal die van een douche of een schrobputje in de vloer) leegzuigt zodat er een open verbinding naar het riool ontstaat. En elk riool stinkt nu eens naar rotte eieren. Daarom moet u afvoeren naar het riool steeds beluchten, zie afb. 5 en 6. De Fransen spreken bij het fenomeen van leegzuigen van désyphonage, mise à sec des syphons of vidange des syphons.
Beeld 5 toont de meest effectieve maar ook duurste manier van aansluiten. De standpijp is boven het dak uit verlengd en van een afdekhoedje voorzien. Deze standleiding moet zo min mogelijk ‘verspringen’. Dus recht door het dak naar boven is het beste (en meestal goed te camoufleren als men deze leiding door een nevenvertrek legt, bijvoorbeeld een kast of bijkeuken). Buiten leggen is in alle gebieden waar het kan vriezen niet doelmatig.
Afbeelding 5
Huisriolering met separate aansluitingen op een beluchte standpijp
Afbeelding 6
Huisriolering met beluchte verzamelleiding
Alle afvoerleidingen zijn in afb. 5 separaat op deze ‘standpijp’ aangesloten.
Meer gebruikelijk (en ook kosten- en ruimtebesparend) is het meerdere afvoeren met één verzamelleiding op de beluchte standpijp aan te sluiten (afb. 6). Je moet dan wel op de juiste diametervergroting bij iedere aansluiting letten en de verzamelleiding moet aan zijn eind belucht worden. Daar moet een beluchtingspijp (ook ontspanningsleiding, vacuümbreker of atmosferische compensatie genoemd) geplaatst worden, die ook weer boven het dak uitkomt. Maar ook bij deze aansluiting is het goed de WC separaat op de valpijp aan te sluiten of tenminste het dichtst bij de valpijp te plaatsen. De WC-pijp kan beter geen 90°-bochten hebben, liever 45°, desnoods 2x 45°.
Er zijn combinaties van de twee systemen volgens afb. 5 en 6 mogelijk, dus bepaalde afvoeren separaat en rechtstreeks op de valpijp aangesloten, anderen via een verzamelleiding. Badkamers met zowel een douche als een badkuip verdienen bijzondere aandacht; bij het laten leeglopen van de badkuip kan het namelijk voorkomen dat water in de douche terecht komt en deze overloopt als de gemeenschappelijke afvoer een te kleine diameter heeft. De afvoeren van badkuip en douche zijn dan namelijk communicerende vaten en die willen steeds hetzelfde niveau hebben. Dus is het beter de douche apart op de standpijp aan te sluiten. En natuurlijk moet iedere verzamelleiding aan het uiteinde weer een beluchting hebben. Zie afbeelding 6a.
Afbeelding 6a
Er zijn in NL en F allerhande binnenbeluchters verkrijgbaar, ook sifons met ingebouwde beluchters (clapet anti-désiphonnage), maar dit alles zijn lapmiddelen om de oorspronkelijke fout, een slecht belucht afvoersysteem, achteraf enigszins te corrigeren. Als tijdelijke remedie kun je ook in de douche waarvan de sifon steeds leeggezogen wordt, na iedere WC-beurt water laten lopen zodat de stankafsluiter meteen weer gevuld is.
Ik wil niet zeggen dat het anders dan met de hiervoor beschreven oplossingen niet lukt het probleem van désiphonnage op te lossen, maar bepaalde effecten zijn moeilijk te voorspellen. Het kan bij ontbrekende beluchting steeds weer voorkomen dat bij het doortrekken van de WC een van de stankafsluiters leeggezogen wordt, of dat bij het leeg laten lopen van de badkuip plotseling water in de douche staat. Ik ben in mijn drie huizen reeds de gekste dingen tegen gekomen. Dus ik neem geen enkel risico meer. Achteraf verhelpen is steeds moeilijker.
En steeds eraan denken: De WC-uitlaat heeft in Frankrijk 100, de standpijp 125 mmØ; de in Nederland gangbare diameter 110 is in Frankrijk niet gebruikelijk. Er blijken wél verloopstukken tussen 100 en 110 mmØ te bestaan (www.nicoll.fr), maar die vind je bij een gewone Brico niet.
11. Het tracé van de rioolbuizen
Het vinden van het juiste tracé voor de rioolbuizen is wegens hun grote diameter en de noodzaak van een constante afschot vaak niet makkelijk. Het aanleggen onder de vloer is goed te doen als in de daaronder gelegen verdieping een verlaagd plafond geplaatst wordt. Hierbij treden helaas vaak geluidsproblemen op. Een handige oplossing is de sinds ca. 30 jaren vooral bij renovatieprojecten toegepaste voorwandinstallatie. Alle sanitairelementen worden aan frames, die ca. 20 cm diep en 120 cm hoog zijn, gemonteerd en de afvoerleidingen worden tussen de bestaande wand en deze frames gelegd. Diverse leveranciers bieden hiervoor complete systemen aan en de prijzen zijn nu ook langzamerhand redelijk. Zie afb.7.
Als het echt niet anders kan worden valpijpen soms door bewoonde ruimtes gelegd. Om geluidsoverlast te vermijden is het noodzakelijk om deze pijpen heen een koker te timmeren of te metselen en de ruimte tussen valpijp en koker met zand te vullen.
Afbeelding 7
Voorwandinstallatie
Links een element voor wastafelmontage, rechts voor een WC
12. Het leggen van de rioleringen
Het gebruikelijke materiaal voor huisinterne rioleringen is PVC (hard Polyvinylchloride, grijs gekleurd) dat gelijmd wordt. Bij het aanleggen van de riolering gaat men van de hoofdafvoer uit en werkt tegen de stroomrichting in. Het is doelmatig alle leidingen eerst koud (zonder lijmen) in elkaar te steken en waar nodig provisorisch te ondersteunen. Als alles goed uitgelijnd en spanningvrij is worden de afzonderlijke pijpen en hulpstukken genummerd en op elke verbinding een streep met viltstift gezet (afb. 8). Ik wil er nog eens nadrukkelijk op wijzen dat de leidingen spanningsvrij moeten worden gelegd. Waar spanning aanwezig is, ontstaan vroeger of later scheuren en juist op de meest ongelukkige plaatsen. Als dit alles is gebeurd, kunnen de pijpen en hulpstukken, bij de valpijp beginnend, in elkaar gelijmd worden. Waar nodig worden beugels ter ondersteuning geplaatst, meestal om de 50-80 cm, en bij doorvoeren door muren en plafonds wordt de leiding ingemetseld, natuurlijk spanningvrij. Hier zijn geen isolerende tussenlagen nodig, maar soms is het goed deze toch te plaatsen om spanninsvrijheid te waarborgen.
Afbeelding 8
Koud geplaatste PVC-leidingen en hulpstukken
Let op de nummering en de referentiestreepjes per verbinding.
Na het leggen van de rioleringen kunnen de waterleidingen volgens het van tevoren uitgewerkte plan gelegd worden.
Afbeelding 9
Waterleidingen voor een badkamer die in de belendende buanderie (bijkeuken) geplaatst zijn. Hier is ook een tweede WC aangesloten. De badkamer ligt achter de witte muur.
13. Andere vraagstukken rond water en riool
Over water en riool is nog veel meer te zeggen. Hier volgt een verzameling van losse opmerkingen die ik naar aanleiding van discussies in het forum verzameld heb.
13.1 Waterverbruik en lekkagecontrole
Het is nuttig regelmatig, bijvoorbeeld eens per maand, de meterstand op te nemen. Zo houd je je waterverbruik in de gaten en je merkt eventuele lekkages eerder op. Wie een lekkage vermoedt, moet alle kranen in en bij het huis dichtdraaien; en als dan het toiletreservoir niet gevuld wordt, hoort de watermeter stil te staan (meestal zit er een klein fel gekleurd tandwieltje of sterretje in dat draait zodra er water stroomt). Draait de meter wél, dan is er blijkbaar een lekkage in het leidingsysteem. Onderzoek dan alle delen van dat leidingsysteem nauwkeurig of neem contact op met een installateur om de lekkage op te sporen. Bij de waterleverancier ben je hiervoor aan het verkeerde adres, want die is alleen verantwoordelijk voor de waterlevering tot aan de meter.
Als men zelf op onderzoek uit wil gaan moet men dat systeem wél enigszins kennen. Makkelijk is het als het huis in de kelder of een vergelijkbare ruimte een waterverdeler heeft. De werkwijze is dan:
1. Alle kranen op de waterverdeler reviseren (of door nieuwe vervangen, liefst kogelkranen).
2. Telkens aan de waterverdeler de kraan van één verbruiksgroep (de keuken, de badkamer, de buanderie) openen, maar de tapkranen van alle verbruikers op deze groep sluiten.
3. Controleren of het rode sterretje in de watermeter draait of niet. Als het minutenlang stil blijft staan is deze groep OK. Draait het sterretje wél dan moet men de hierna beschreven acties ondernemen.
Acties bij lek in een groep
Controleer alle verbruikspunten en de zichtbare gedeeltes van de leidingen op druppelen.
Typische ‘stille verbruikers’ zijn: druppelende waterkranen. Drie druppels per minuut kan per 24 uur al een behoorlijke hoeveelheid zijn. Kraan reviseren of vervangen.
Niet goed sluitende WC-spoelbakken. Je ziet dan dat in de WC-pot de achterkant permanent nat is. Als u het water met een WC-papier opneemt, mag bij een goed sluitende stortbak het volgende vel WC-papier niet meer nat worden. Of: sist de inlaat van de spoelbak zo nu en dan? Dan wordt namelijk het weggelopen water bijgevuld. Remedie is steeds: het uitlaatmechanisme demonteren en schoonmaken, versleten pakkingen vervangen; soms helpt het de pakking licht in te vetten. Soms is ook het vlottermechanisme van de inlaat de boosdoener. Bij een goed sluitende uitlaat gaat het water dan via de overloop. Ook hier geldt: demonteren, reinigen, beschadigde rubberonderdelen of (beter) het hele mechanisme vervangen.
Lekkage of condensvorming? Bepaalde watermeters hebben, afhankelijk van de weersomstandigheden, last van condensvorming. Dit betreft de watermeter zelf en de leidingen in de meterput. Je ziet dan kleine druppeltjes onder het venster van de meter en/of onderaan de leidingen. Er is in dit geval dus geen sprake van lekkage. Condensvorming is een natuurlijk verschijnsel dat te maken heeft met luchtvochtigheid en temperatuurverschillen. Een goede ventilatie van de meterput/meterruimte kan condensvorming verminderen.
Hetzelfde geldt voor niet geïsoleerde koudewaterleidingen die open door warme ruimtes lopen.
Lekkage niet opgespoord?
Stel, je bent alle groepen nagelopen zoals boven beschreven en hebt geen lekkage kunnen vinden, maar het sterretje in de watermeter staat niet stil. Dan zou mijn eerste vermoeden een lekkage in de niet zichtbare delen van de leidingen zijn. Dat kan ook die ene rare natte plek in de kelder of op een muur verklaren. Opgraven is dan vaak de enige mogelijkheid.
13.2 Hoe groot is het waterverbruik?
De meeste mensen weten niet of hun waterverbruik normaal is.
In de relevante literatuur heb ik de volgende getallen gevonden die nogal uiteen lopen:
Verbruik (liter per persoon, per dag) |
Verbruik (liter per beurt) |
|
Eten en drinken | 5-10 | |
Douchen, wassen | 40-80 | |
Wasmachine | 12-14 | *60-120 |
Vaatwasser | 10-18 | *20-35 |
WC-spoeling | 15-24 | *3-6* |
Totaal | 82-156 |
Bij de waarden met * zijn de verbruiken in kolom 2 geschat op grond van de gegevens in kolom 3 (de wasmachine draait bij twee personen om de 2,5 dagen, bij een persoon dus eens in de vijf dagen, op de WC doet men een grote beurt per dag en 3 à 6 kleine).
Het door de Nederlandse Consumentenbond gegeven richtgetal van 130 liter per persoon per dag ligt in dezelfde ordergrootte.
13.3 Kosten van drinkwater in Frankrijk
In de prijs van water zijn in Frankrijk steeds ook de kosten van het afvalwater verwerkt, want grosso modo gaat uit het huis wat erin komt. Het Institut français pour l’environnement geeft de volgende opsplitsing van de waterprijs:
42% winning, zuivering en distributie van het drinkwater
31% afvoer en zuivering van het afvalwater
27% belasting en heffingen
De gemiddelde waterprijs in Frankrijk is € 2,80 per m3 en varieert van € 1,80 tot 3,80 m3 (jaar 2005). Forfaitaire prijzen voor water en riool (zoals in veel plaatsen in Nederland gebruikelijk in de vorm van een vast bedrag per maand, afhankelijk van het aantal slaapkamers, grootte van het perceel of aantal bewoners) zijn in Frankrijk onbekend. Dat sluit ook helemaal niet aan bij de Franse logica en de Franse zin voor rechtvaardigheid.
13.4 Waterhardheid controleren:
Een ‘kit TH test’ om de hardheid van het water te meten is in Frankrijk in grotere apotheken te koop of is te bestellen bij:
ORCHIDIS Laboratoire
90, rue du Professeur Paul Milliez
94506 Champigny sur Marne cedex
Tél.: 01 55 09 10 10
Fax: 01 55 09 10 39
www.orchidis.fr
Mail: orchidis@wanadoo.fr
13.5 Aansluiting ‘stadswater’
Vóór een perceel zit de hoofdkraan (robinet) in de leiding die van de gemeentelijke hoofdwaterleiding naar het huis voert. Die kraan ligt ergens onzichtbaar aan de rand van de straat of onder het trottoir en moet met een metaaldetector gelokaliseerd worden. Op verzoek spoort een medewerker van het waterleidingbedrijf die op, graaft of hakt het asfalt van de straat ter plaatse open, laat er een lange bussleutel in zakken en draait de toevoer naar uw perceel open. Daarna asfalteren ze het zaakje weer dicht. Het is nuttig bij deze gelegenheid de coördinaten van de hoofdkraan op te nemen (bijv. ’80 cm van de stoeprand, 275 cm links van de regenvalpijp’).
De watermeter (de compteur met wijzers en telwerk) zit soms binnen, soms buiten in een betonnen of gemetseld putje.
Binnenshuis zit hij vaak 40-80 cm diep onder de grond in een putje van 40×40 à 60×60 cm, vlak onder of in de buurt van de évier, de gootsteen, of in een schuur, stal of garage. Hij zit op die diepte min of meer vorstvrij, maar in de winter is hij toch dankbaar voor een goede isolatie. Want als vóór de winter de leidingen zijn afgetapt, kan de meter alsnog bevriezen, omdat er altijd een kleine hoeveelheid water in blijft staan. Het is daarom belangrijk om voor een goede isolatie en bescherming van de watermeter tegen kou en tocht te zorgen. Een stukgevroren meter is niet alleen lastig maar veroorzaakt ook kosten. Het waterbedrijf vervangt een stukgevroren meter, maar stuurt wel de rekening (kan met voorrijkosten oplopen tot € 200).
Isolatie van de watermeter doet men met twee of drie lagen steenwol of een aantal lagen polystyreenschuim (totale dikte van de isolatie minimaal 25 cm).
Vóór de meter zit de afsluiter voor de toevoer en achter de meter zitten de boven beschreven afsluiters en verdelers voor de alimentatie van het huis. Het is mogelijk om de meter af te tappen (vidanger) en via een purge aan de boven- of zijkant te ontluchten. Maar deze nippeltjes zitten door niet-gebruik meestal behoorlijk vast en zijn met normale middelen haast niet te openen.
13.6 Regenwater en riool – Le réseau separatif et la récuperation des eaux de pluie
In Frankrijk wordt erna gestreefd de afvoer van regenwater van het vervuilde afvalwater te scheiden. In veel gemeenten is dit bij nieuwbouw reeds verplicht. Omdat dit vroeger of later overal komt, is het verstandig bij ingrijpende aanpassingen van de riolering hiermee al rekening te houden. Regenwater dus apart en pas bij de inleiding in het riool voorlopig samenvoegen.
Als u niet op het riool aangesloten bent moet u het regenwater ergens op het oppervlaktewater of in de grond zien kwijt te raken, want in de fosse septique mag het beslist niet.
Onder no. 14, volgt een aantal suggesties die Rob van der Veer onder de titel ‘Regenwater – hoe kom je ervan af’ uitgewerkt heeft.
Het is ook mogelijk het regenwater op te slaan en voor die doeleinden in en rond het huis te gebruiken waarvoor geen drinkwaterkwaliteit vereist is (tuin sproeien, toilet spoelen). Er is dan wél een gescheiden leidingsysteem vereist, maar dat hoeft niet erg ingewikkeld te zijn. Zie bijvoorbeeld het boek van Brigitte Vu: Récupérer les eaux de pluie. Éditions Eyrolles, € 8,55.
13.7 Leidingisolatie
Warmwaterleidingen worden op de hele lengte geïsoleerd om warmteverlies tegen te gaan. Hiervoor bestaan een aantal materialen die ook leidinggeluiden enigszins dempen. Het is doelmatig ook koudwaterleidingen te isoleren op trajecten waar condensatie op de leidingen optreedt. Omdat condensvocht aan de onderkant van de leidingen naar het laagste punt loopt en daar afdruppelt, vermoedt men vaak ten onrechte een lekkage. Zie hierover onder 13.1 bij ‘Lekkage of condensvorming’. Het condensprobleem treedt vooral in slecht geventileerde warme ruimtes op (denk aan de bekende condensvorming op het WC-reservoir).
14. Regenwater – hoe kom je ervan af (gebaseerd op een manuscript van forumlid Rob van der Veer)
In Frankrijk zie je tijdens hevige regenbuien iedereen behendig water spuwende regenwaterafvoerpijpen ontwijken. Ik vind het wel een aantrekkelijke sport maar op je eigen erf gaat het snel vervelen. Laten we eens kijken naar de alternatieven.
Alternatief 1: Exporteren naar de buren
Je kunt uiteraard her en der aan de regenwaterafvoeren leidingen monteren en deze naar de rand van het erf, openbare weg of een greppel brengen en daar het water lozen. In principe heb je het probleem dan alleen maar verplaatst en waarschijnlijk tot iemand anders zijn zorg gemaakt. Dat moet toch beter kunnen.
Alternatief 2: Ter plaatse van elke regenpijp ondergronds infiltreren
Het regenwater ter plaatse van elke regenpijp in de grond infiltreren door recht onder de pijp een flink gat te graven en deze te vullen met grind zoals in het verleden veel werd toegepast. Dit heeft wel een bedenkelijk nadeel: namelijk dat je vlak naast je fundering de grond in de herfst compleet doorweekt. Optrekkend of doorslaand vocht in de muur kan het gevolg zijn, er kunnen zelfs verzakkingen van je fundering met scheurvorming in de muren optreden. Dat kan eenvoudig veel beter.
Alternatief 3: Op enige afstand ter plaatse van elke regenpijp ondergronds infiltreren
Graaf op minimaal 1,5 m vanaf de gevel een flink gat, neem een flinke lap worteldoek en leg dit in het gat tegen de wanden omhoog. Vul het gat met grof grind en plaats een afvoerbuis van de gevel naar het grindbed. Gooi er nog wat grind bij tot ook de afvoerbuis onder het grind ligt en sla dan de lap worteldoek over het grindbed, vul het gat verder met aarde en zet de viooltjes terug. Het grindbed zit volledig ingepakt in worteldoek en kan zo dan ook niet dichtsibben door omringend zand en/of aarde.
Er is echter een probleem, het grindbed kan nog steeds vervuilen door bladeren die met het regenwater mee worden genomen. Plaats minimaal een bladrooster boven in de dakgoot of beter plaats onder in de regenwaterpijp een bladvanger. En toch zal op de lage duur het grindbed verzanden door zand wat van het dak af mee gespoeld wordt. Dus wil je het perfect uitvoeren dan moet er ook nog een zandvanger in de horizontale buis van de gevel naar het grindbed. En dat is nogal een investering voor elke regenwaterafvoer apart. Het wordt dan ook tijd om het centraal aan te pakken.
Alternatief 4: Op afstand centraal ondergronds infiltreren
Verzamel met leidingen alle regenwaterafvoeren rondom het huis en neem de terrasputten e.d. tegelijkertijd ook mee. Plaats nog steeds bladroosters boven in de dakgoot of beter plaats bladvangers in de regenwaterpijp. Breng de leidingen naar een zandvanger, je kunt er een kopen maar ook een zelf maken. Een zandvanger is niets anders dan een niet te grote put (régard, in diverse maten, bijvoorbeeld 60×60 cm), de in- en uitgaande leidingen zitten even hoog maar aan de ingaande leiding zit een bocht naar beneden met een stukje pijp; het gevolg is dat het zand in de put achterblijft. Afhankelijk van de grootte van de zandvanger moet je deze eens per kwartaal/jaar leeg scheppen, want anders gaat het zand alsnog richting infiltratieveld.
Bouw na de zandvanger zoals boven omschreven een flink infiltratieveld; dit lijkt op het vloeiveld van een fosse septique.
Omdat het nu een behoorlijk groot veld wordt, gebruik je ook een echte infiltratiebuis over een lengte van enkele meters (een buis met sleuven van 5mm onderin om de 15 cm of gaten van 10 mm rondom).
Maar hoe groot moet de bergingscapaciteit van het infiltratieveld eigenlijk zijn?
Een vuistregel is: per vierkante meter hemel dakoppervlak is ongeveer 15 liter bergingscapaciteit noodzakelijk. Hemeldakoppervlak = de begane grond oppervlakte van het huis, een klein boerderijtje van 20 m bij 10 m zonder terras heeft dus een bergingscapaciteit nodig van 20 x 10 x 15 liter = 3000 liter. Dat is nog al wat, bovendien de grindbak wordt globaal voor 2/3 door grind in beslag genomen en slechts 1/3 door lucht als bergingscapaciteit. Voor dat boerderijtje hebben we dan ook een grindbak nodig van 3 x 3000 = 9000 liter. Het worden dus meerdere infiltratiebuizen en zelf met de aanhanger grind gaan halen lijkt plotseling geen goed idee meer, al met al een omvangrijk project. Kan dat niet eenvoudiger?
Alternatief 5: Oppervlakte infiltratie gecombineerd met ondergrondse infiltratie
De grindbak kan stukken kleiner indien we kans zien om boven de grindbak een greppel en of vijverachtige verlaging te maken zodanig dat we totaal weer 3000 liter water kunnen opvangen.
Bijvoorbeeld een grindbak van 1500 liter waarin 500 liter kan worden opgevangen (6 maal kleiner dan alternatief 4) en daarboven een kuil of greppel waar 2500 liter kan worden opgevangen.
Nu hebben we twee mogelijkheden met de toevoerende leiding:
We leggen de leiding van de zandvanger naar de grindbak met halverwege de infiltratiebuis een aftakking omhoog naar de kuil; pas als de grindbak geheel gevuld is met water stroomt er water in de kuil. Voordeel: bij normale buien komt er geen water in de kuil ophoog.
Of we leggen de leiding naar de rand van de kuil en maken een paar centimeter hoger dan het diepste punt van de kuil een leiding naar de grindbak, voordeel voor de kinderen: bij elke bui kan je heerlijk in de kuil door het water soppen.
Maar een belangrijker voordeel in dit laatste geval: we hoeven geen zandvanger te plaatsen, de kuil fungeert als zandvanger (wel eens in de tien jaar de kuil opnieuw uitdiepen).
Zo zie je maar, wat een steeds omvangrijker project leek te worden is toch nog redelijk eenvoudig geëindigd.
15. Vragen, aanvullingen en inputs van anderen
Waarom dikke aanvoerleidingen van 14 of 16 mm naar een douchemengkraan leggen, de doorvoeren van kranen zijn doorgaans niet erg ruim bemeten, of is deze beperking niet van belang, zoals ik gehoord heb?
De stromingsweerstand in een leidingsysteem is steeds de optelsom van alle afzonderlijke weerstanden in dit systeem, dus de som van de weerstanden van alle leidingen, bochten, aftakkingen en kranen door die het water stroomt. De weerstand van een leiding wordt hoger naarmate de diameter ervan kleiner en de lengte groter is. De beperkte diameter in een kraan is over maximaal 5 cm aanwezig; daarom is de weerstand ervan veel minder belangrijk dan die van een lange dunne leiding, zeg bijvoorbeeld 10 of meer meter van 10 mm binnendiameter.
Ik zag in een tekening 50 mm afvoer (wastafel en douche) en 110 mm voor de WC. Sifons voor lavabo’s hebben hier doorgaans een diameter van 30 mm, van éviers, douche en bad van 40 mm en afvoeren van WC’s zijn 100 mm. Is het dan wel nodig om ruimere pijpen te gebruiken?
De gemeenschappelijke afvoerleiding van de twee wastafels en een bidet is in dit voorbeeld 50 mm, en de en de aansluitingen van deze toestellen op deze leiding zijn extreem kort. Waarom dan deze niet ook in 50 mm leggen, dus met T-stukken met 3x50mm? Waarom dan deze niet ook in 50 mm leggen? En voor de aansluiting van de kleine 32- en 40 mm-sifons op de 50 mm-leidingen in de muur bestaan eenvoudige lijmloze manchetten – ook erg handig als bij het ontstoppen de sifon losgenomen moet worden. Het zijn rubberen hulzen die binnen en buiten ringvormige ribben hebben. Enig commentaar: in plaats van de T-stukken voor de aansluitingen zou ik Y-stukken nemen – minder verstoppinggevoelig en makkelijker te ontstoppen.
Verder moet ik erop wijzen dat 110 mm in Frankrijk niet gebruikelijk is. De Franse reeks PVC-afvoerleidingen is 32/40/50/80/100/125 mm, logaritmisch opgebouwd met een factor 1,25. (75 mm bestaat ook nog). Overigens het is 32 mm bij de kleine sifons, niet 30, en dat zowel in NL als in F.
Een goede buur…..
Toen ik een niet gebruikte waterleiding in de vroegere stal, die niet meer nodig was en alleen maar lekte, van mijn waterverdeler afgekoppeld had, klaagde de buurman dat zijn buitenkraan het niet meer deed. En ik had geen waterverbruik tijdens afwezigheid meer. Onze waterleidingen waren dus op de een of ander manier in het verleden verbonden geweest. Misschien was de ene, omdat die er al lag, gewoon naar de andere doorgetrokken.
© Christian von Klösterlein
(met medewerking van Rob van der Veer)