Vrijdagmiddag stond er plotseling een oude, niet al te stevig gebouwde man aan m’n keukendeur, gebogen onder een kennelijk loodzware rugzak. Een klant, flitste het door m’n hoofd. Maar de man vroeg of het misschien bij mij was dat hij voor een nacht een gîte had geboekt. Hij wees op een adres in de Régordane-gids. Ik zag dat hij een paar kilometer te ver was doorgelopen en de afslag naar z’n logeeradres had gemist. De man was duidelijk aan het eind van zijn krachten en ik bood aan om hem even met de auto te brengen. “I don’t… eh, je comprends pas”, zei hij. “Oh, you speak English?” “Yes, I’m from South-Africa!” “Dan kunnen we dus ook Nederlands spreken”, constateerde ik. Dat werd met enthousiasme ontvangen. En ja, hij accepteerde graag mijn aanbod om hem even te brengen. Onderweg vertelde hij dat hij ook het hele Pieterpad in NL had gelopen. De Régordane vond hij prachtig, maar voor z’n oude lijf was het een beetje erg veel klimmen en dalen. “Maar vanaf nu is het vrijwel alleen nog dalen”, stelde ik hem gerust.
Het adres is niet zo makkelijk te vinden, maar ik kende het van mijn wandelingen. De uitbaters had ik nog nooit ontmoet en het leek me een aardige gelegenheid om even kennis te maken, ook omdat ze me vorig jaar enkele gasten hebben gestuurd. Zo gezegd zo gedaan. Gistermorgen vond ik in mijn brievenbus een strookje afgescheurd papier met de volgende tekst:
“Baie dankie vir u help gister!! James
Plus een zuidafrikaans emailadres.