Laat ik tenslotte nog even teruggrijpen naar de Nederlandse voorschriften, ter illustratie van hoe e.e.a. werkt.
In het handvest voor berekeningen (de TGB algemeen) staat omschreven hoe in berekeningen van een dak om te gaan met windbelasting. We kennen daar de begrippen druk, zuiging en wrijving, met bijbehorende coëfficiënten. Deze zijn respectievelijk 0.8, 0.4 en 0.4. (Om een indruk te geven van hoe de verhoudingen liggen).
Het spreekt voor zich dat zuiging minder moet zijn dan het eigen gewicht van het dak, en er anders verankerd of geballast moet worden. Bij een schuin dak praten we dus over verankering.
In dezelfde TGB staat dat bij een open constructie – zoals waarover we het hier hebben – beide belastingen druk en zuiging gelijktijdig in rekening moeten worden gebracht. Bij een dak dat van onder aangeblazen kan worden, betekent dit dat de krachten dus 3x zo groot zijn als bij een gesloten dak! Dus 3x zo veel kans dat de pannen van het dak loskomen!
Tenslotte nog een detail: op hoofdlijnen klopt de bijdrage van Ratatouille, maar dat in eerste instantie niet het onderdak wordt geraak,t klopt helaas niet. Vlak vóór het dak kan stuwing en windversnelling optreden, en zodra de wind onder het dak is neemt de snelheid af maar zorgt door volumevermeerdering automatisch voor druk van onderen. Tevens zal werveling optreden.
Ik hoop dat ik e.e.a. begrijpelijk heb uitgelegd.
Voor zover het niet te volgen was een korte samenvatting: vastzetten die pannen!
Succes,
Wilm
Echter,