Jaarlijks serveerden wij in de winter voor Nederlandse vrienden en bekenden, woonachtig in la France profonde, een boerenkoolmaaltijd. De landgenoten, velen zijn weer teruggekeerd naar het koninkrijk benoorden Belgenland, keken steeds weer verlangend uit naar het mogen meeprikken van een flink aantal vorkjes in de smakelijke stamppot van Franse aardappelen met uit Nederland meegevoerde boerenkool (chou frisé) en Franse spekjes, de lardons. Enkele jaren geleden verbouwden wij de Westlandse Herfstreuzen nog zelf, maar hitte, droogte en knaaggrage konijnen hebben ons de moed ontnomen. Het in Zuid-Frankrijk zelf vrijwel onbekende winterse gerecht – in het noorden spreekt men nog wel van Borécole – leuken wij nog op met rookworst van de Hema en draadjesvlees uit Frankrijk, de paleron (sucadelappen) die voor de onmisbare kuiltjesjus zorgen. Inmiddels ontdekt dat de saucisson fumé erg veel op rookworst begint te lijken.
Wim